Zevenveertig dagen ben ik nu onderweg. Ik bevestig het nog maar een keer voor mezelf. Zevenveertig dagen en in cijfers - 47 - ziet het er nog wat indrukwekkender uit. Ik vergelijk me niet met de wereldfietsers die jaren van huis zijn, dat is mijn ding niet, nu niet. Zevenenveertig dagen, niet eerder was ik langer dan vijf weken weg van huis. Hier in de zon van midden Spanje bevalt het me best. Op de camping is het nog rustig wanneer ik rond zeven uur een tijdje mijn blik richt op de snelweg die ver beneden mij ligt, achter het hek van de camping en een stuk onbegaanbare helling. Enigszins troosteloos doet het uitzicht mij aan, het had net zo goed kunnen regenen. Fris is het nog zo op dit vroege uur. De hemel lijkt niet helder, maar het licht is fel genoeg om mijn ogen alles te laten waarnemen wat er is. In de afgelopen weken is mijn blik scherper, onderscheidender geworden. Alsof ik beter weet, waarneem, wat er om mij heen is. En mogelijk minder van wat er in mijzelf is.
In het volle besef dat dit de laatste dag is van deze fietsreis ben ik opmerkzaam op elke minuut die nu volgt. Alle handelingen voer ik uit met alle aandacht die in me is. Het douchen, naar de wc gaan, scheren, tandenpoetsen, bij elk dagelijks ritueel is de gedachte: morgen is alles anders. Weemoedig en verward pak ik mijn spullen in. Gelukkig hoef ik er na bijna zeven weken niet meer over na te denken en gaat het opzadelen vanzelf. Er is alle ruimte om de melancholie door mijn gemoed te laten kabbelen. Bij de aanblik van de verdorde stenige vlakte die deze camping is, krijg ik haast tranen in mijn ogen wanneer ik eraan denk dat ik hier over een paar minuten niet meer zal zijn. In die gemoedstoestand vertrek ik uit Segovia, alsof het erbij hoort wanneer je deze van religie doordrenkte stad hebt aangedaan. Het eerste uur verkeer ik nog in een lichte staat van verheven afstandelijkheid tot de wereld. En ergens in mijn lichaam voel ik ook de weerstand om verder te fietsen.
Gisteren bracht de verbazing van Maite over mijn voornemen om de Navacerrada pas te nemen, per fiets, mij een beetje van mijn stuk. Kan dat dan niet? "Mijn vader rijdt die ook wel eens, vanuit Madrid, maar dan op een racefiets. En hij vindt het een heel erg zware klim!", is haar reactie. En daarbij toont haar gezichtsuitdrukking het volledige ongeloof over mijn plan om die berg over te fietsen. "Is er dan een alternatief dat haalbaarder is?", hoorde ik mijzelf haar gisteren vragen. Mijn twijfel over wat te doen, is door haar opmerking duidelijk aangewakkerd. Dat begon al eerder, toen we spraken over hoe ik helemaal tot Segovia was geraakt. Ze vroeg me of het goed was gegaan met trein en bus in Frankrijk. Met een blik van totaal onbegrip vroeg ik haar: "Wat bedoel je?" "Nou ja, je hebt er best lang over gedaan!" Met lichte irritatie leg ik haar uit dat ik geen bus en trein van dichtbij heb gezien en de hele reis per fiets heb afgelegd. Zonder aankondiging verandert ze van gespreksonderwerp, het idee toe te moeten geven aan de illusie die ik haar net schetste trekt haar duidelijk niet. Ik laat het erbij, dan maar niet: ook de ongelovigen hebben recht op hun werkelijkheid.
Na telefonisch overleg met haar vader blijkt dat er wel degelijk een alternatief is voor de als onmogelijk te nemen aangeduide barrière van de Navacerrada: de Puertó de Leones, ook wel de Guadarrama. Die is minder hoog en minder steil, maar voert wel over een drukkere verkeersader naar Madrid. En daarbij is het kilometers om, niet mijn ding. En in gedachten had ik de Navacerrada al overwonnen, alleen fysiek is het nog een barrière. Helaas heeft al het geklets erover mijn mentale beren weer tot leven gewekt. Nu zie ik er pas echt tegenop om die pas te gaan befietsen. Ik denk nog maar eens terug aan mijn bedwinging van de Mt. Ventoux van twee jaar geleden. Dat helpt wel, maar juist de verkeerde kant op. Destijds fietste ik in bijna drie uur, zonder bagage, naar 2000 meter. Nu is het tot 1860 meter, met veel teveel aan bagage in een mindere fysieke conditie op onbekender terrein. Het feit dat ik start vanaf ongeveer 900 meter doet niet terzake, zo vind ik nu. Tot Madrid is bijna 90 kilometer en de klim is al vroeg in de rit, daar ga ik last van krijgen zo praat ik mezelf verder de put in. En de twijfel van Maite doet nog een extra duit in de zak van mijn ontmoediging.
Gisteren stelde Maite voor om mijn fiets maar achter in haar auto te gooien zodat ik zondag al met weinig moeite in Madrid zou aankomen. Waarom fietsen als het ook per auto kan? En ze deed het graag voor me, me meenemen naar Madrid. Langzaam, vol ongeloof over haar onbegrip, schudde ik mijn hoofd. Met een brede grijns voegde ik haar toe dat dat niet tot de opties behoorde. Minutenlang praatte ze op me in, met net zoveel onbegrip over mijn stellingname als ik had over haar ongeloof inzake mijn reismethode tot aan Segovia. Er gaapte een gigantische sportculturele kloof tussen ons. Later vernam ik van haar vader - die die Puerta de Navacerrada al meerdere keren overwon - dat ze nog nooit van haar leven een of andere sport had beoefend. Ik sloot me af voor verdere discussie en twijfel, althans uiterlijk, en nam me voor vandaag mijn plan ten uitvoer te brengen. In de ochtendkoelte die afstraalt van de bergrug die honderden kilometers links en rechts voor me uitstrekt, steekt de twijfel weer de kop op. De bergkam die Madrid scheidt van het noordelijke Spanje is vele malen indrukwekkender dan destijds de aanblik van die witte puist in het verder vlakke land van de Vaucluse. Daar zijn er alternatieven, het opfietsen van de Ventoux is een optie maar absoluut geen verplichting om van zuid naar noord te komen. Hier is die keus er niet. En zaterdag zag ik die aankondiging al, vanaf het moment dat ik voorbij Cantalejo reed had ik het indrukwekkende uitzicht op de Sierra de Guadarrama. Meer dan honderd kilometers bergrug die in de verre verte bedaard op mij lagen te wachten.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten