maandag 29 september 2008
Doodstil
Ben alleen op doodstille camping. Vanavond fiets gehaald. Warme ontvangst door hele familie. Auto heeft kuren. Kom snel terug. Bruce
woensdag 13 augustus 2008
Amersfoort
48 dagen fietsen tot Madrid. Na 16 uur bus, metro, bar, metro, wachten, slapen op grond, vliegtuig, bus, trein en bus terug in Amersfoort. Maandag La Venencia. Vandaag Lobbes. Waar is thuis?
dinsdag 12 augustus 2008
Foto's
Etappes
Hier het overzicht van alle etappes inclusief rondetijden, hoogteprofielen, minima en maxima, zadeltijden, fietstijden, klimmeters en gemiddelden. Op onregelmatige basis zullen de gegevens aangevuld worden.
Dag 25 | Etappe 22 | l’Isle de Noé | 10:00-20:30
Dag 33 | Etappe 29 | St. Jean Pied de Port | 11:30-18:15
Dag 36 | Etappe 31 | Igeldo | 11:30:18:45
Dag 44 | Etappe 37 | Burgos | 12:15-15:30
Dag 46 | Etappe 39 | Segovia | 11:00-20:30
Dag 48 | Etappe 40 | Majadahonda | 08:30-16:45
l’Isle de Noé
Zaterdag 19 juli 2008
Dag 25 | Etappe 22 | l’Isle de Noé | 10:00-20:30
| 113,3 km | 7:17:58 | 909 m^ | 15,5 km/h
| 1.696,6 km | 114:13:49 | 11.030 m^ | 14,9 km/h
St. Jean Pied de Port
Zondag 27 juli 2008
Dag 33 | Etappe 29 | St. Jean Pied de Port | 11:30-18:15
| 72,3 km | 4:42:45 | 722 m^ | 15,3 km/h
| 2089,9 km | 141:00:31 | 16.123 m^ | 14,8 km/h
Igeldo
Woensdag 30 juli 2008
Dag 36 | Etappe 31 | Igeldo | 11:30:18:45
| 84,1 km | 5:30:43 | 1259 m^ | 16,2 km/h
| 2219,9 km | 160:14:57 | 17.778 m^ | 14,9 km/h
Burgos
Donderdag 7 augustus 2008
Dag 44 | Etappe 37 | Burgos | 12:15-15:30
| 34,9 km | 2:20:33 | 279 m^ | 14,9 km/h
| 2587,5 km | 179:51:32 | 22.148 m^ | 14,4 km/h
Segovia
Zaterdag 9 autgustus 2008
Dag 46 | Etappe 39 | Segovia | 11:00-20:30
| 121,4 km | 7:20:00 | 796 m^ | 16,5 km/h
| 2833,7 km | 194:06:51 | 24.182 m^ | 14,6 km/h
Majadahonda
Maandag 11 augustus 2008
Dag 48 | Etappe 40 | Majadahonda | 08:30-16:45
| 77,2 km | 5:20:27 | 1079 m^ | 14,4 km/h
| 2910,9 km | 199:27:18 | 25.261 m^ | 14,6 km/h
maandag 11 augustus 2008
Madrid at last!
Wandel over plaza santa anna. Drink een palo cortado in la venencia. Missie volbracht. Ben weer thuis...
La Meta
Vanaf hier zijn het nog maar een paar kilometers tot mijn einddoel. Haast zonder accidentatie, zonder al teveel verzet. In gedachten is een het een traag naar beneden glooiend parcours, van het iets hoger gelegen Majadahonda tot het aan de voet van de Gran Vía gelegen Plaza de España, mijn eindstation. Want daar mijn fiets parkeren en een foto nemen is wat ik visualiseerde 7 weken geleden in Nederland. Dat beeld bleef mij motiveren. En met de realisatie van dat beeld is mijn tocht ten einde, en de missie volbracht. Zoals twee jaar geleden de foto van mijn fiets aan de Middellandse zeekust. Dat moment bracht ook dat gevoel in mij boven: ik heb het gehaald. Met daarna een paar dagen opperste gelukzaligheid, het loslaten van alle spanning tot dan toe. Volgend op het wekenlang onzeker blijven over de goede afloop. Het enige wat ik kon doen, en zo ook nu deed, is doorfietsen en onderweg alle weerstand op ruimen. Alle mentale barrières breken en fysieke barrières overwinnen.
Deze plek scheidt mij voor nog enkele kilometers van dat einddoel. Het is zo dichtbij dat ik het haast kan voelen. Een glimp daarvan verschijnt op mijn gezicht in een licht beginnende glimlach: ik ben er bijna! De uitstraling van de wielrenner die ver voor het peloton uit op een kilometer voor zich het finish doek ziet hangen. Wetende dat hij het zal gaan halen en vooruitlopend op zijn zege alvast een keer een vuist richting hemel heft. Zo voel ik mij ook, nog even en ik heb het gewonnen. Alles overwonnen wat mij had kunnen weerhouden om het doel te bereiken. En met dit gevoel smaken de laatste kilometers goed. En ik weet hoe daarmee om te gaan. Ik besef terdege dat ik er nog niet ben. Dat het in de laatste kilometers nog net zo fout kan gaan als in al die kilometers hiervoor. Maar bemoedigend op dat allerlaatste traject, wat me tot hier in het zadel hield, is dat ik al zover gekomen ben. Dat geeft het vertrouwen dat ik het kan bereiken.
Ze zijn niet gemakkelijk deze laatste kilometers. En relatief zullen ze lang duren. Zoals ook het laatste stuk tot Majadahonda zwaar was. Niet in hoogteverschil, stijgingspercentage, kwaliteit van wegdek of hitte. Nee niets van dat alles. Het was zwaar vanwege het haast kamikaze karakter van die eenzame fietser met zijn te zwaar beladen fiets naast het op hoge snelheid voorbijrazende verkeer. Het idee om op je fiets op de vluchtstrook van de snelweg te rijden alleen kan al voor een aanval van paniek zorgen. Het uitvoeren er van is daar voor een garantie. Slechts met uiterste onverstoorbaarheid voor de verkeersdrukte om mij heen, een diepste concentratie bij het fietsen en een absolute focus op het einddoel, zal ik arriveren daar waar ik nog naar toe wil. Dan zal ik triomferen op de door mij aangewezen plek. De 'marcador' van wat voor mij staat voor Spanje: Plaza de España. Met een brede glimlach stap ik op, schuif mijn voeten in de toeclips en zet aan voor een rustige cadans. Ik draai me om en zwaai de familie Crespo, op de stoep verzameld, gedag. Wanneer ze terugzwaaien en roepen, barst ik bijna in tranen uit, van geluk: ik ga het halen!
Deze plek scheidt mij voor nog enkele kilometers van dat einddoel. Het is zo dichtbij dat ik het haast kan voelen. Een glimp daarvan verschijnt op mijn gezicht in een licht beginnende glimlach: ik ben er bijna! De uitstraling van de wielrenner die ver voor het peloton uit op een kilometer voor zich het finish doek ziet hangen. Wetende dat hij het zal gaan halen en vooruitlopend op zijn zege alvast een keer een vuist richting hemel heft. Zo voel ik mij ook, nog even en ik heb het gewonnen. Alles overwonnen wat mij had kunnen weerhouden om het doel te bereiken. En met dit gevoel smaken de laatste kilometers goed. En ik weet hoe daarmee om te gaan. Ik besef terdege dat ik er nog niet ben. Dat het in de laatste kilometers nog net zo fout kan gaan als in al die kilometers hiervoor. Maar bemoedigend op dat allerlaatste traject, wat me tot hier in het zadel hield, is dat ik al zover gekomen ben. Dat geeft het vertrouwen dat ik het kan bereiken.
Ze zijn niet gemakkelijk deze laatste kilometers. En relatief zullen ze lang duren. Zoals ook het laatste stuk tot Majadahonda zwaar was. Niet in hoogteverschil, stijgingspercentage, kwaliteit van wegdek of hitte. Nee niets van dat alles. Het was zwaar vanwege het haast kamikaze karakter van die eenzame fietser met zijn te zwaar beladen fiets naast het op hoge snelheid voorbijrazende verkeer. Het idee om op je fiets op de vluchtstrook van de snelweg te rijden alleen kan al voor een aanval van paniek zorgen. Het uitvoeren er van is daar voor een garantie. Slechts met uiterste onverstoorbaarheid voor de verkeersdrukte om mij heen, een diepste concentratie bij het fietsen en een absolute focus op het einddoel, zal ik arriveren daar waar ik nog naar toe wil. Dan zal ik triomferen op de door mij aangewezen plek. De 'marcador' van wat voor mij staat voor Spanje: Plaza de España. Met een brede glimlach stap ik op, schuif mijn voeten in de toeclips en zet aan voor een rustige cadans. Ik draai me om en zwaai de familie Crespo, op de stoep verzameld, gedag. Wanneer ze terugzwaaien en roepen, barst ik bijna in tranen uit, van geluk: ik ga het halen!
Majadahonda
Torbellino
Als het wachten aan de bar - ik ben de enige klant - me te lang duurt, schiet ik de toiletten in. De kou buiten zorgde voor een minimum aan zweet en zodoende een ophoping van blaasvocht. Dat wil er nu uit, haastig. Mijn handen zijn koud, en als ik mijn fietsbroek laat zakken voelen mijn benen nog kouder aan. Brrr, het beetje zweet op mijn rug doet mij hier op het tochtige toilet rillen. In alles herinnert deze omgeving aan de ski-vakanties in Frankrijk. En dan met name de plasmomenten. Met een bezweet lijf gestoken in verschillende lagen vochtige kleding, in een te krap toilethokje zodanig lang hannessen dat het binnen uiteindelijk voelbaar kouder is dan een paar minuten daarvoor op de piste in een behaaglijk zonnetje. Plassen en poepen, het zijn van die dingen die moeten, en waarover het leuk kletsen is, maar die onnodig tijd kosten en ergernis opwekken. Het komt nooit gelegen en je krijgt er vieze handen van. Het lijkt teveel op werken.
Rillend loop ik terug naar de bar. Ik overweeg om iets warms te bestellen, maar verwerp dat idee. Van koffie en thee moet je zo snel weer pissen. Een colaatje zonder ijs, het liefst een beetje lauw, dat gaat er wel in. Ik kom niet zozeer om van de dorst, de suikers zijn welkom. Aan kauwen heb ik even geen zin, moe als ik ben van de lange klim. Op het terras dat gelegen is aan de Madrileense zijde van deze berg neemt net een koppel stelletjes plaats. Ze zijn ver boven de middelbare leeftijd, te oordelen aan het grijs en wit van hun haarkleur. Ik staar wat van mij af en soes een beetje dromerig weg. Hier binnen is het stil, zeker voor spaanse begrippen. Er is zelfs geen geluid van een radio of televisie.
Ik schrik op uit mijn overpeinzingen als een van de vrouwen van het groepje opspringt van haar stoel. Wat ik waarneem, tart mijn bevattingsvermogen. Gebiologeerd volg ik het schouwspel op het terras. Een van de heren is ook opgestaan. Van het andere stel heeft de vrouw haar handen op de glazen gelegd en houdt de man stevig de rand van de tafel vast. Ze zitten aan de verste zijde van het terras, naast de balustrade waar uitzicht is op het dal beneden, dat zich pakweg een kilometer onder ons bevindt. De diepte schijnt onmetelijk. Even hoor ik nog het gegil van een van de dames voordat een toenemend windgeruis dit overstemt. Het geruis zwelt aan tot een gegier dat overgaat in een bulder. Als aan mijn kruk genageld blijf ik gefocussed op het tafereel buiten. Mijn colaflesje omklem ik, uit een instinctieve neiging naar het zoeken van steun. Ik weiger te geloven wat ik zie, en toch is het er. Mijn gedachten proberen de beelden van buiten te koppelen aan de scene van een film die zich ergens in mijn geheugen ophoudt. Dat proces hapert, ik hap naar adem terwijl ik op mijn kruk verschuif. Ik beweeg om te weten dat ik hier ben. Even bedenk ik dat ik hallucineer vanwege mijn inspanning van vanochtend.
Het gaat veel sneller dan het waarnemen toelaat, en toch lijkt de tijd zich tot een onmetelijk moment uit te strekken. Vanachter de balustrade heft een zuigende wervelvind een wolk grint en zand van het parkeerterrein op. Deze veegt over het terras, schampt de tafel waar zojuist de twee stelletjes nog zaten. De vortex buigt vervaarlijk in de richting van de man en vrouw die uit alle macht proberen het servies te redden. Even blijft de kolom van wind, zand, gruis, lucht en water staan aan de balustrade. Dan neemt deze zuil de hoek van het terras en neigt in de richting van het stel dat van de tafel wegliep. Ik zie de vrouw angstig verschrikt kijken, de man reikt zijn hand, zijn lippen gaan van elkaar. Wat hij roept gaat volledig verloren in het gebulder van de natuurlijke bladblazer die nog in overweging heeft langs welke kant hij zijn weg vervolgt. Wanneer mijn ogen openen na een keer knipperen zie ik nog net de minitornado de straat oversteken en aan de overkant oplossen in het al van de ijle lucht op deze berg.
Rillend loop ik terug naar de bar. Ik overweeg om iets warms te bestellen, maar verwerp dat idee. Van koffie en thee moet je zo snel weer pissen. Een colaatje zonder ijs, het liefst een beetje lauw, dat gaat er wel in. Ik kom niet zozeer om van de dorst, de suikers zijn welkom. Aan kauwen heb ik even geen zin, moe als ik ben van de lange klim. Op het terras dat gelegen is aan de Madrileense zijde van deze berg neemt net een koppel stelletjes plaats. Ze zijn ver boven de middelbare leeftijd, te oordelen aan het grijs en wit van hun haarkleur. Ik staar wat van mij af en soes een beetje dromerig weg. Hier binnen is het stil, zeker voor spaanse begrippen. Er is zelfs geen geluid van een radio of televisie.
Ik schrik op uit mijn overpeinzingen als een van de vrouwen van het groepje opspringt van haar stoel. Wat ik waarneem, tart mijn bevattingsvermogen. Gebiologeerd volg ik het schouwspel op het terras. Een van de heren is ook opgestaan. Van het andere stel heeft de vrouw haar handen op de glazen gelegd en houdt de man stevig de rand van de tafel vast. Ze zitten aan de verste zijde van het terras, naast de balustrade waar uitzicht is op het dal beneden, dat zich pakweg een kilometer onder ons bevindt. De diepte schijnt onmetelijk. Even hoor ik nog het gegil van een van de dames voordat een toenemend windgeruis dit overstemt. Het geruis zwelt aan tot een gegier dat overgaat in een bulder. Als aan mijn kruk genageld blijf ik gefocussed op het tafereel buiten. Mijn colaflesje omklem ik, uit een instinctieve neiging naar het zoeken van steun. Ik weiger te geloven wat ik zie, en toch is het er. Mijn gedachten proberen de beelden van buiten te koppelen aan de scene van een film die zich ergens in mijn geheugen ophoudt. Dat proces hapert, ik hap naar adem terwijl ik op mijn kruk verschuif. Ik beweeg om te weten dat ik hier ben. Even bedenk ik dat ik hallucineer vanwege mijn inspanning van vanochtend.
Het gaat veel sneller dan het waarnemen toelaat, en toch lijkt de tijd zich tot een onmetelijk moment uit te strekken. Vanachter de balustrade heft een zuigende wervelvind een wolk grint en zand van het parkeerterrein op. Deze veegt over het terras, schampt de tafel waar zojuist de twee stelletjes nog zaten. De vortex buigt vervaarlijk in de richting van de man en vrouw die uit alle macht proberen het servies te redden. Even blijft de kolom van wind, zand, gruis, lucht en water staan aan de balustrade. Dan neemt deze zuil de hoek van het terras en neigt in de richting van het stel dat van de tafel wegliep. Ik zie de vrouw angstig verschrikt kijken, de man reikt zijn hand, zijn lippen gaan van elkaar. Wat hij roept gaat volledig verloren in het gebulder van de natuurlijke bladblazer die nog in overweging heeft langs welke kant hij zijn weg vervolgt. Wanneer mijn ogen openen na een keer knipperen zie ik nog net de minitornado de straat oversteken en aan de overkant oplossen in het al van de ijle lucht op deze berg.
Navacerrada
Op 1860m hoogte tussen Segovia en Madrid. Gisteren aquaduct kathedraal Alcazar en bezoek van ... :-)
Puerto
Ik heb mezelf gehaast vanochtend, in een rustig tempo. Dat klinkt als een contradictie: rustig haasten. Zenachtig - met volledige aandacht - werkte ik mijn ochtendprogramma af van toilet maken, eten - vaak niet meer dan wat fruit - tent afbreken en fiets opzadelen. De rustdag van gisteren, het diepe voelen en ervaren dat ik nu precies dat doe wat ik weken eerder besloot te gaan doen en de gematigde temperatuur hier op de hoogvlakte, stellen me in staat zen te blijven. Alles gaat zoals het gaat en het is goed zo. Behalve dan de lichte stress die ik voel. De druk die ik heb om voor twaalf uur over de pas te geraken. Omdat ik verwacht dat het erg warm gaat worden. Maite vertelde me gisteren dat het in Madrid broeierig heet is, tegen de veertig graden. En de fietsers uit Madrid die ik zaterdagavond in de bar sprak zijn ook blij om nu hier te zijn. "Het is heet, maar hier al veel beter uit te houden dan in de stad", reageerde Jon op mijn opmerking over het gematigde weer in Spanje. We spraken een tijdje over fietsen, ze trekken voor een week naar het noordwesten met mountainbikes over de ruigere paden. Ignacio stamt uit León en kan schitterend vertellen over die omgeving in de schaduw van de Picos de Europa. Ik ben van harte welkom bij zijn familie en moet zeker daar ook eens heen fietsen. Eerst Madrid! Ze helpen me nog met informatie over campings in de hoofdstad. Mijn kaart blijkt niet gedetailleerd genoeg en Jon krabbelt een sterk vereenvoudigd kaartje van Madrid in mijn opschrijfboekje. Een paar concentrische cirkels die het centrum en de stad aanduiden, daarin een cirkeltje dat een park voorstelt en een rechthoek ernaast waar Barajas ligt. Madrid op een bierviltje. Hij zet een puntje in het park: "Daar is de camping." "Ik denk dat ik die wel ga vinden", grap ik terug. Opgezadeld en wel komen ze me nu even gedag zeggen, het zijn echt leuke kerels. Ze vinden het jammer dat ik niet met hen mee naar het westen trek: "Madrid is gewoon een grote stad, het echte leven ligt buiten!" Ignacio bekende me eerder dat hij graag weer weg wil uit de drukte.
Mijn haast is merkbaar wanneer ik in Urbanización Prado Robledo over de parallelweg denk door te kunnen fietsen en daarbij stuit op een paar grote hekken die mij de doorgang volledig versperren. Via een diepe greppel en met de nodige irritatie kom ik weer op de hoofdweg. Hier niet vergezeld van een prachtig groen geverfd fietspad. Helaas liep dat slechts van Segovia tot aan deze bebouwing die noch dorp noch stad mag heten: Urbanisatie. Als je het zo uitspreekt doet het denken aan een bidonville: de krottenwijken van Segovia. Op weg naar San Idelfonso zie ik af en toe wat groepjes mensen achter de vangrail lopen. Er is hier helemaal niets anders dan een weg, wat bos en kale rotsen. Eerder zag ik dit ook al, groepen mensen die aan de kant van de grote weg lopen. Op het stoffige randje dat de weg scheidt van de aangrenzende 'natuur'. Waar gaan ze heen en wat drijft hen om hier langs de drukke weg met al het lawaai - ach het zijn natuurlijk Spanjaarden, die zijn gewend aan die drukte - voort te gaan? Ik stap niet af om het ze te vragen, mijn schema is krap. Tot de top telde ik 25 kilometer, San Idelfonso op 8 kilometer en dan nog 17 voor de beklimming. Daar reken ik 6 per uur voor. Het totaal gaat dan in 8 per uur, en dat is inclusief pauzes. Drie uur om de poort - El Puerto de Navacerrada - naar Madrid te bedwingen. Eerst nog provianderen. De camping ligt in Segovia aan de westkant op steenworpafstand van de snelweg en rondweg. Een prima uitvalsbasis helaas zonder mogelijkheden tot inkopen doen. Ik red het eerste uur op banaan en kiwi en het water dat ik gisteren nog kocht in de campingwinkel.
Met spijt over het tijdverlies ga ik in San Idelfonso van de route af om een bakker te zoeken. Eerst nog op mijn intuïtie, tot ik merk dat dit een stad is met een vreemde infrastructuur. Ik kom binnen via een soort van overwinningspoort. Het lijkt er niet op maar wanneer ik er langs fiets valt het op dat de grote allee erachter enigszins vreemd aandoet in dit kleine stadje. Interessant voor een historische quiz. Nu heb ik vooral behoefte aan fysiek voedsel. Wat vragen brengt me in het oude en een beetje armoedige centrum van de stad. De meeste bakkers zijn dicht op maandagochtend krijg ik te horen. Één barretje dat ook brood verkoopt - een soort theesalon - is open. Het duurt even voordat de eigenaresse begrijpt dat ik niet wil gaan zitten, en mijn waren wil meenemen om onderweg op te eten. Dan kost het nog wat tijd om duidelijk te maken dat ik niet het hele assortiment wil uitproberen. Ze blijft erop aandringen dat ik vooral ook de specialiteiten van het huis moet meenemen en wordt daarin luidkeels gesteund door de vaste clientèle. Ik kijk nog eens op mijn horloge: inmiddels half tien! Ik wil op weg, mijn routeschema brandt een gat in mijn maag van de onrust. Ik zeg ja tegen de citroencake en krijg een extra grote plak zo vertrouwt ze me met een glimlach toe. Dan gaat ze op zoek naar een plastic zakje om al het lekkers in te kunnen vervoeren. Die heeft ze niet op voorraad bij de toonbak, ze runt een salon en geen bakkerszaak. Terwijl ze naar achteren loopt gaat de telefoon.
Buiten eet ik eerst wat van de lekkernijen. De croissant valt erg tegen: te droog. De cake bewaar ik voor later, wanneer ik het echt nodig heb. Over de kasseien van wat steile straatjes vind ik mijn weg terug naar die overdadige entree van dit dorpje. Vanaf daar zit ik snel op de weg die in een haast rechte lijn naar de voet van de beklimming voert. Van bovenaf bezien dan, want het gaat glooiend omhoog. De omgeving is prachtig, ik fiets tussen twee bossen door, veel naaldbomen en het doet me denken aan de lagere hellingen van Franse skioorden als Morzine, La Plagne en Val Thorens. Ook is het heerlijk rustig hier, amper verkeer. Een beetje sneeuw erbij en ik waan me op de stillere en langere pistes van een uitgestrekt skigebied. Pradera de Navalhorno, een plaatsje. Huizen met de voorkanten op palen, tenminste aan de linkerkant van de weg: de helling. Wat een raar begrip eigenlijk 'helling'. Ik merkte dat voor het eerst op op skiles, tien jaar geleden in Frankrijk: "Leun niet met je lichaam naar de helling!" Instinctief doe je dat namelijk wel: minder rechtop gaan staan. Hangen dus, in de richting waar je naartoe gaat als je achterover valt. Wanneer je natuurlijk met je gezicht naar het dal staat. Op de fiets, dwars over de helling rijdend is dat begrip er minder. Links is hoger en dat is dan de helling, rechts is het lager: het dal. Helling is eigenlijk berg. Ik zit op de berg, ergens op de berg. Van voet tot top is het berg. En alles er tussen is helling. De weg is van links naar rechts vlak, dus hier heb ik de keus van leunen niet. Gelukkig maar! De zijdelingse helling wordt vertaald naar een voorwaartse, voor al het rollend verkeer. Voorwaarts is hoger. Skiën lijkt in niets op voortbewegen op wielen, of toch? Je gaat voort enigszins dwars op de richting waar je naar toe wilt, tenzij je een daredevil bent die met de punten naar het dal in duizelingwekkende vaart toe skiet op een zekere dwarslaesie. Oh ja, met skiën maak je je eigen dwarse weg, om de steilheid en daarmee snelheid in de hand te kunnen houden. Op de fiets ben ik een stuk minder vrij, ik pas me aan aan het stijgingspercentage dat voor mij bedacht is.
Twaalf kilometer gedaan, nog dertien tot de top. Van de duizend meter die ik vanaf Segovia tot aan de poort moet stijgen heb ik er nu 300 achter de rug. Blijven er 700 over, ruim vijf procent gemiddeld voor het traject dat nog voor me ligt. Het voelt niet alsof ik al veel geklommen heb, ik ben amper warmgereden. Het lijkt meer op een recreatief-zondagmiddag-terras-tochtje in het frisse voorjaar. Met toegenomen onrust verlaat ik dit skioord. Bij aanvang dacht ik nog dat het na Idelfonso snel serieus omhoog zou gaan. Er is niets van te merken. Nu nog 700 meter op dertien kilometer. Ik zet mijn hoofd in reken- en afleidingsstand, vergetend dat het energie kost die ik beter kan besparen voor mijn benen. Even vergelijken: Tourmalet was 1300 meter over 17 kilometer en Mt. Ventoux 1600 meter over 21 kilometer. 700 m op 13 kilometer is dan nog te overzien, ware het niet dat ik nu bagage bij me heb. Ik pep mezelf op met het idee dat dit een vergelijkbare klim is als die twee reuzen, omdat ik hier omhoog ga met al die bepakking. En de echte klim is nog niet eens begonnen. Onder de vijf procent is stijgen, klimmen begint vanaf daar en boven de zeven is met bagage zwaar afzien. Meer dan 10 procent met bagage is onmenselijk en slechts minuten vol te houden. Ik hoop dat de klim snel aanvangt, dan zie ik mezelf wel voor twaalven boven komen. Links van me prikt de zon af en toe over de bergkammen. Ik verwelkom die eerste directe stralen met genoegen, het is maar wat koud hier zo midden in de bergketen. De weg stijgt en daalt nu met onregelmatige afwisseling. Dan weer een paar honderd meter zwaar zwoegen op een steil stuk om daarna over een vlak of zelfs naar beneden lopend gedeelte te zoeven. Het gaat omhoog in een tempo van 2 vooruit en 1 terug. Dit kost allemaal extra tijd en energie.
Het is net na tienen, het verkeer neemt toe en vooral de grote vrachtwagens hoor ik achter mij van ver naderen. Een lage brom die op de vlakkere stukjes in een hoog gegier verandert, waarna bij het eerstvolgende opgaande stukje de chauffeur woest terugschakelt en het zware geluid weer tussen de bomen doorklinkt. De rust van de vroege ochtenduren is voorbij. Waar de weg naar rechts buigt om over een brug verder omhoog door het bos te kronkelen, is er links een grote parkeerplaats. Ik lees op het bordje dat het gebied dat mij omringt beschermd is, je hier kunt wandelen op de paden, je geen rotzooi mag achterlaten en het water uit de bron drinkbaar is. Er staan wat auto's en net na mij arriveert een stel waarvan de man omstandig op het waterreservoir klimt om zijn dorst te lessen aan het straaltje dat van de berg afstroomt en de bron vormt. Hij let daarbij goed op of ik hem wel bekijk. Daarna vult hij voor zichzelf en zijn vrouw een klein plastic flesje en gaan ze op pad. Ik eet wat van het brood en het beleg - kaas en worst - dat ik nog heb en vul het geheel af met een van de plakken cake. Die is erg vet, maar wel lekker. Ik spoel alles weg met water uit de flessen die ik bij me heb, ik ga echt niet uit die zogenaamd zuivere bron drinken. Net voor ik vertrek komt er een meisje van ongeveer 18 jaar aangefietst, zwaar bezweet en stevig hijgend gaat ze direct op de bron af om een flesje te vullen en dat leeg te drinken. Intussen is ze via haar mobiele telefoon in gesprek met zo te horen het thuisfront. Dat ze niet snel genoeg was en vandaag nog een keer omhoog wil fietsen. Ja, als ik haar lichaam had dan zou ik ook wel twee keer omhoog komen.
De brug over, verder door het eindeloze bos dat hier de helling begroeit. Weer fietsend valt me op dat ik op een steil stuk ben gestopt. Onbewust heeft mijn lichaam voor de pauze gesignaleerd dat het zwaarder werd, dat wil zeggen 3,5 procent over 600 meter. Niet heel zwaar maar wel het langste aaneensluitende stuk klimmen tot nog toe. De nu volgende kilometer gaat opeens tegen 9 procent, terwijl ik net heb staan rusten en dus nog even wil opwarmen. Binnen twaalf minuten ben ik helemaal gesloopt, nog geen kilometer vanwaar ik net was en alweer toe aan een lange pauze. De klim lijkt begonnen. Ah, hier een bocht, een scherpe. Ik kom uit het zadel om de haarspeldbocht te kunnen overzien en iets over het midden van de weg de bocht naar rechts te nemen, daar aan de binnenkant is het me veel te steil. Ik sta zowat stil terwijl ik achter mij een vrachtwagen traag naderbij hoor komen. Ik stuur weer naar de kant van de weg dan. Een eerste bordje dat me opvalt: Puerto de Navacerrada, hoogte 1408 meter nog 6 kilometer tot de top. Zes? Wat nou zes! Ik heb er al twintig gedaan, het zouden er vijfentwintig zijn, nog vijf dus! Ik besluit dat de Spanjaarden net als de Fransen niet weten hoe lang een kilometer is en dat ik er nog vijf voor de boeg heb: een uur klimmen bij dit tempo. Klokje: tien over half elf. Ik ga het voor twaalf uur redden, als ik niet instort. Pfoehe wat is dit zwaar. Bij de volgende haarspeldbocht sta ik zelfs in de buitenbocht zowat stil, kan het steiler? Het vrachtverkeer gaat in een file naar boven, elke minuut passeert een van die reuzen me, of houdt in vlak voor een bocht om mij die eerst te laten ronden. Het snelverkeer raast er hoog in toeren voorbij. Het gebrom van de vrachtwagens en schrille gegil van benzine motoren klinkt hard en ver tussen de bomen. Van honderden meters onder mij kan ik de stoet vrachtwagens omhoog horen kruipen, in een net iets hoger tempo dan ik.
Mijn innerlijk gesprek gaat over het punt waarop ik een volgende pauze mag houden. Ergens halverwege de vorige plek en de top, in hoogtemeters omdat ik over de afstand geen zekerheid heb. Die bordjes zijn voor toeristen, commerciële troep die met weinig accuratesse in elkaar is geflanst. Mijn gevoel is dubbel. Ik maak me druk over het lawaai van het verkeer en de beperkte ruimte die er op de weg is, waardoor ik vaker minutenlang een vrachtwagen vlak achter me hoor rijden. Daarnaast geniet ik van de omgeving die verstild aandoet. Door het bosrijke karakter, de hoogte en daardoor de ijle lucht, de frisheid van deze ochtend en de weidse blik die ik af en toe heb wanneer de weg in een lange bocht haast richting noorden wijst. Daar waar ik vandaan kom. De natuur van deze berg is overweldigend mooi, heel anders dan de Tourmalet die al gauw een kale weidsheid heeft, of de Ventoux die onderaan lijkt op deze berg, en naar boven toe vreselijk woest en ruw is. Hier niet, alleen het uitzicht verandert lichtelijk door de glimp van het achterland tussen de bomen door. De begroeiing blijft tot aan de top even dik en groen en de weg slingert daar in een gestage cadans naar toe. Ik slinger mee, in iets hogere frequentie omdat mijn snelheid vaker onder de voor de balans zo nodige vijf kilometer per uur duikt. Pauze, wanneer en waar. De weg is niet breed genoeg om er op een prettige manier naast te staan terwijl de stoet reuzen daar voorbij naar boven dreunt. Rechts een bron, alweer één. Compleet met bordje waarop volledige beschrijving, uitleg en wetboekparagrafen. Met de rekensom wil het nog niet lukken, verder dan ongeveer 250 meter hoogteverschil met de laatste stopplaats kom ik niet. Dat is 1550 meter, of iets meer. Dat het niet helemaal halverwege daar en de top is maakt me nu niet zo uit, en het liefst zou ik meer dan de helft van het hoogteverschil willen overbruggen voordat ik stop. Dat verkleint het risico op een extra pauze daarna en verhoogt de kans op tijdig bovenkomen. Waarom wilde ik ook alweer voor twaalven boven zijn?
Vijftienhonderd meter, nah nog niet hoog genoeg voor een stop. Ik dwing mezelf door te fietsen, vol te houden. Mijn ritme is traag, ik heb geen lager verzet, mijn snelheid kan niet hoger dan deze belachelijke vijf per uur. Dan besluit ik dat het zo maar moet, ik verzet me niet meer tegen de berg en begin langzaam ook te genieten van het fietsen. Bij zestienhonderd meter stop ik, zo besluit ik nu. Nog honderd meter klimmen: twaalf minuten. Uiteindelijk stop ik 10 meter lager met een grote glimlach omdat ik mezelf niet de zweep opleg door te fietsen tot voorbij de zestienhonderd. Hier is een uitstekende stopplek, hogerop versmalt de weg. Wie weet dat ik dan pas op de top rustig stil kan staan. Een minuut rust, meer is het niet. Net genoeg om een stuk cake en wat slokken water te nemen. Dan weer op weg, verder hijgen tegen deze berg aan. Zwaar is het zeker, niet zo onmetelijk als de Ventoux of de Tourmalet. Niet dat het niet steil is. De gelijkmatigheid van het hellingspercentage maakt dat deze berg goed verteerbaar is. Er zitten geen al te veel steilere stukken bij. Ook geen vlakkere stukken. Wanneer de juiste cadans is gevonden rest er niets dan deze vast te houden. Tempo wisselingen, versnellingen, extra aanzetten, op- en/of terugschakelen: allemaal niet nodig. Voor mij heeft deze berg nog iets extra's te bieden boven die twee reuzen die ik eerder reed. De haarspeldbochten en de bebossing vormen mijn ideale klimterrein. Ik zie niet waar ik naartoe rijd en dat maakt het gemakkelijk om in het hier en nu te blijven.
Boven de 1650 meter zijn de haarspeldbochten eruit en kronkelt de weg naar boven in een iets meer rechte lijn. Dankzij de bossen links en rechts zie ik niet meer dan een paar honderd meter wegdek voor me. Nog ruim 200 hoogtemeters, de teller staat op 24 kilometer. Als de top over een kilometer is, dan gaat het tot daar in een onmogelijke 20%. Nu ik in een lekker ritme rijd, het meeste achter de rug heb en het grote genieten begint, wil ik ook wel de werkelijkheid onder ogen zien dat deze beklimming een kilometer langer is geworden. Eenmaal warm gereden vind ik het niet zo erg meer om tegen een berg op te fietsen, alleen duurt het zo verschrikkelijk lang - een week of zeven - voordat dat moment bereikt is. Om kwart voor twaalf parkeer ik mijn fiets tegen het bordje dat moet bewijzen dat deze poort op 1880 meter hoogte ligt. Het staat aan de kant van de weg, ongeveer 20 meter onder die top. In de tijd dat ik foto's maak stijgt mijn fiets zonder verplaatsing dertig meter. De lucht trekt dicht, de wind wakkert aan, de luchtdruk daalt. Virtueel overbrugt mijn GPS de laatste meters tot de top en is daar dan ook precies gekalibreerd: 1880 meter. Van de rustplek bij de eerste bron tot de top - het steile stuk van deze klim - is het hoogteverschil 550 meter over een weglengte van 7 kilometer. Een toch wel indrukwekkende 7,8 procent. Onderweg bleef ik mezelf inprenten dat het maximaal 7 procent zou zijn. Had ik het werkelijke stijgingspercentage geweten dan zou ik nog meer ontzag vooraf hebben gehad met alle mogelijke ontmoedigende effecten daarvan op mijn fietsbenen.
Er zijn hier twee grote restaurants. Aan de kabelbanen te zien en de enorme parkeerplaatsen, is het hier 's winters een drukte van belang: wintersporters. Het eerste restaurant ligt op de top met beperkt uitzicht, en daarachter in de richting van Navacerrada - Madrid dus - het tweede met enkel uitzicht naar het dal aan die kant. Ik merk op dat ik de behoefte heb om terug te kijken naar waar ik vandaan kwam, maar daar niet aan toegeef. Ik parkeer mijn fiets voor het eerste restaurant en ga binnen in het tweede, met zicht op wat voor me ligt.
Mijn haast is merkbaar wanneer ik in Urbanización Prado Robledo over de parallelweg denk door te kunnen fietsen en daarbij stuit op een paar grote hekken die mij de doorgang volledig versperren. Via een diepe greppel en met de nodige irritatie kom ik weer op de hoofdweg. Hier niet vergezeld van een prachtig groen geverfd fietspad. Helaas liep dat slechts van Segovia tot aan deze bebouwing die noch dorp noch stad mag heten: Urbanisatie. Als je het zo uitspreekt doet het denken aan een bidonville: de krottenwijken van Segovia. Op weg naar San Idelfonso zie ik af en toe wat groepjes mensen achter de vangrail lopen. Er is hier helemaal niets anders dan een weg, wat bos en kale rotsen. Eerder zag ik dit ook al, groepen mensen die aan de kant van de grote weg lopen. Op het stoffige randje dat de weg scheidt van de aangrenzende 'natuur'. Waar gaan ze heen en wat drijft hen om hier langs de drukke weg met al het lawaai - ach het zijn natuurlijk Spanjaarden, die zijn gewend aan die drukte - voort te gaan? Ik stap niet af om het ze te vragen, mijn schema is krap. Tot de top telde ik 25 kilometer, San Idelfonso op 8 kilometer en dan nog 17 voor de beklimming. Daar reken ik 6 per uur voor. Het totaal gaat dan in 8 per uur, en dat is inclusief pauzes. Drie uur om de poort - El Puerto de Navacerrada - naar Madrid te bedwingen. Eerst nog provianderen. De camping ligt in Segovia aan de westkant op steenworpafstand van de snelweg en rondweg. Een prima uitvalsbasis helaas zonder mogelijkheden tot inkopen doen. Ik red het eerste uur op banaan en kiwi en het water dat ik gisteren nog kocht in de campingwinkel.
Met spijt over het tijdverlies ga ik in San Idelfonso van de route af om een bakker te zoeken. Eerst nog op mijn intuïtie, tot ik merk dat dit een stad is met een vreemde infrastructuur. Ik kom binnen via een soort van overwinningspoort. Het lijkt er niet op maar wanneer ik er langs fiets valt het op dat de grote allee erachter enigszins vreemd aandoet in dit kleine stadje. Interessant voor een historische quiz. Nu heb ik vooral behoefte aan fysiek voedsel. Wat vragen brengt me in het oude en een beetje armoedige centrum van de stad. De meeste bakkers zijn dicht op maandagochtend krijg ik te horen. Één barretje dat ook brood verkoopt - een soort theesalon - is open. Het duurt even voordat de eigenaresse begrijpt dat ik niet wil gaan zitten, en mijn waren wil meenemen om onderweg op te eten. Dan kost het nog wat tijd om duidelijk te maken dat ik niet het hele assortiment wil uitproberen. Ze blijft erop aandringen dat ik vooral ook de specialiteiten van het huis moet meenemen en wordt daarin luidkeels gesteund door de vaste clientèle. Ik kijk nog eens op mijn horloge: inmiddels half tien! Ik wil op weg, mijn routeschema brandt een gat in mijn maag van de onrust. Ik zeg ja tegen de citroencake en krijg een extra grote plak zo vertrouwt ze me met een glimlach toe. Dan gaat ze op zoek naar een plastic zakje om al het lekkers in te kunnen vervoeren. Die heeft ze niet op voorraad bij de toonbak, ze runt een salon en geen bakkerszaak. Terwijl ze naar achteren loopt gaat de telefoon.
Buiten eet ik eerst wat van de lekkernijen. De croissant valt erg tegen: te droog. De cake bewaar ik voor later, wanneer ik het echt nodig heb. Over de kasseien van wat steile straatjes vind ik mijn weg terug naar die overdadige entree van dit dorpje. Vanaf daar zit ik snel op de weg die in een haast rechte lijn naar de voet van de beklimming voert. Van bovenaf bezien dan, want het gaat glooiend omhoog. De omgeving is prachtig, ik fiets tussen twee bossen door, veel naaldbomen en het doet me denken aan de lagere hellingen van Franse skioorden als Morzine, La Plagne en Val Thorens. Ook is het heerlijk rustig hier, amper verkeer. Een beetje sneeuw erbij en ik waan me op de stillere en langere pistes van een uitgestrekt skigebied. Pradera de Navalhorno, een plaatsje. Huizen met de voorkanten op palen, tenminste aan de linkerkant van de weg: de helling. Wat een raar begrip eigenlijk 'helling'. Ik merkte dat voor het eerst op op skiles, tien jaar geleden in Frankrijk: "Leun niet met je lichaam naar de helling!" Instinctief doe je dat namelijk wel: minder rechtop gaan staan. Hangen dus, in de richting waar je naartoe gaat als je achterover valt. Wanneer je natuurlijk met je gezicht naar het dal staat. Op de fiets, dwars over de helling rijdend is dat begrip er minder. Links is hoger en dat is dan de helling, rechts is het lager: het dal. Helling is eigenlijk berg. Ik zit op de berg, ergens op de berg. Van voet tot top is het berg. En alles er tussen is helling. De weg is van links naar rechts vlak, dus hier heb ik de keus van leunen niet. Gelukkig maar! De zijdelingse helling wordt vertaald naar een voorwaartse, voor al het rollend verkeer. Voorwaarts is hoger. Skiën lijkt in niets op voortbewegen op wielen, of toch? Je gaat voort enigszins dwars op de richting waar je naar toe wilt, tenzij je een daredevil bent die met de punten naar het dal in duizelingwekkende vaart toe skiet op een zekere dwarslaesie. Oh ja, met skiën maak je je eigen dwarse weg, om de steilheid en daarmee snelheid in de hand te kunnen houden. Op de fiets ben ik een stuk minder vrij, ik pas me aan aan het stijgingspercentage dat voor mij bedacht is.
Twaalf kilometer gedaan, nog dertien tot de top. Van de duizend meter die ik vanaf Segovia tot aan de poort moet stijgen heb ik er nu 300 achter de rug. Blijven er 700 over, ruim vijf procent gemiddeld voor het traject dat nog voor me ligt. Het voelt niet alsof ik al veel geklommen heb, ik ben amper warmgereden. Het lijkt meer op een recreatief-zondagmiddag-terras-tochtje in het frisse voorjaar. Met toegenomen onrust verlaat ik dit skioord. Bij aanvang dacht ik nog dat het na Idelfonso snel serieus omhoog zou gaan. Er is niets van te merken. Nu nog 700 meter op dertien kilometer. Ik zet mijn hoofd in reken- en afleidingsstand, vergetend dat het energie kost die ik beter kan besparen voor mijn benen. Even vergelijken: Tourmalet was 1300 meter over 17 kilometer en Mt. Ventoux 1600 meter over 21 kilometer. 700 m op 13 kilometer is dan nog te overzien, ware het niet dat ik nu bagage bij me heb. Ik pep mezelf op met het idee dat dit een vergelijkbare klim is als die twee reuzen, omdat ik hier omhoog ga met al die bepakking. En de echte klim is nog niet eens begonnen. Onder de vijf procent is stijgen, klimmen begint vanaf daar en boven de zeven is met bagage zwaar afzien. Meer dan 10 procent met bagage is onmenselijk en slechts minuten vol te houden. Ik hoop dat de klim snel aanvangt, dan zie ik mezelf wel voor twaalven boven komen. Links van me prikt de zon af en toe over de bergkammen. Ik verwelkom die eerste directe stralen met genoegen, het is maar wat koud hier zo midden in de bergketen. De weg stijgt en daalt nu met onregelmatige afwisseling. Dan weer een paar honderd meter zwaar zwoegen op een steil stuk om daarna over een vlak of zelfs naar beneden lopend gedeelte te zoeven. Het gaat omhoog in een tempo van 2 vooruit en 1 terug. Dit kost allemaal extra tijd en energie.
Het is net na tienen, het verkeer neemt toe en vooral de grote vrachtwagens hoor ik achter mij van ver naderen. Een lage brom die op de vlakkere stukjes in een hoog gegier verandert, waarna bij het eerstvolgende opgaande stukje de chauffeur woest terugschakelt en het zware geluid weer tussen de bomen doorklinkt. De rust van de vroege ochtenduren is voorbij. Waar de weg naar rechts buigt om over een brug verder omhoog door het bos te kronkelen, is er links een grote parkeerplaats. Ik lees op het bordje dat het gebied dat mij omringt beschermd is, je hier kunt wandelen op de paden, je geen rotzooi mag achterlaten en het water uit de bron drinkbaar is. Er staan wat auto's en net na mij arriveert een stel waarvan de man omstandig op het waterreservoir klimt om zijn dorst te lessen aan het straaltje dat van de berg afstroomt en de bron vormt. Hij let daarbij goed op of ik hem wel bekijk. Daarna vult hij voor zichzelf en zijn vrouw een klein plastic flesje en gaan ze op pad. Ik eet wat van het brood en het beleg - kaas en worst - dat ik nog heb en vul het geheel af met een van de plakken cake. Die is erg vet, maar wel lekker. Ik spoel alles weg met water uit de flessen die ik bij me heb, ik ga echt niet uit die zogenaamd zuivere bron drinken. Net voor ik vertrek komt er een meisje van ongeveer 18 jaar aangefietst, zwaar bezweet en stevig hijgend gaat ze direct op de bron af om een flesje te vullen en dat leeg te drinken. Intussen is ze via haar mobiele telefoon in gesprek met zo te horen het thuisfront. Dat ze niet snel genoeg was en vandaag nog een keer omhoog wil fietsen. Ja, als ik haar lichaam had dan zou ik ook wel twee keer omhoog komen.
De brug over, verder door het eindeloze bos dat hier de helling begroeit. Weer fietsend valt me op dat ik op een steil stuk ben gestopt. Onbewust heeft mijn lichaam voor de pauze gesignaleerd dat het zwaarder werd, dat wil zeggen 3,5 procent over 600 meter. Niet heel zwaar maar wel het langste aaneensluitende stuk klimmen tot nog toe. De nu volgende kilometer gaat opeens tegen 9 procent, terwijl ik net heb staan rusten en dus nog even wil opwarmen. Binnen twaalf minuten ben ik helemaal gesloopt, nog geen kilometer vanwaar ik net was en alweer toe aan een lange pauze. De klim lijkt begonnen. Ah, hier een bocht, een scherpe. Ik kom uit het zadel om de haarspeldbocht te kunnen overzien en iets over het midden van de weg de bocht naar rechts te nemen, daar aan de binnenkant is het me veel te steil. Ik sta zowat stil terwijl ik achter mij een vrachtwagen traag naderbij hoor komen. Ik stuur weer naar de kant van de weg dan. Een eerste bordje dat me opvalt: Puerto de Navacerrada, hoogte 1408 meter nog 6 kilometer tot de top. Zes? Wat nou zes! Ik heb er al twintig gedaan, het zouden er vijfentwintig zijn, nog vijf dus! Ik besluit dat de Spanjaarden net als de Fransen niet weten hoe lang een kilometer is en dat ik er nog vijf voor de boeg heb: een uur klimmen bij dit tempo. Klokje: tien over half elf. Ik ga het voor twaalf uur redden, als ik niet instort. Pfoehe wat is dit zwaar. Bij de volgende haarspeldbocht sta ik zelfs in de buitenbocht zowat stil, kan het steiler? Het vrachtverkeer gaat in een file naar boven, elke minuut passeert een van die reuzen me, of houdt in vlak voor een bocht om mij die eerst te laten ronden. Het snelverkeer raast er hoog in toeren voorbij. Het gebrom van de vrachtwagens en schrille gegil van benzine motoren klinkt hard en ver tussen de bomen. Van honderden meters onder mij kan ik de stoet vrachtwagens omhoog horen kruipen, in een net iets hoger tempo dan ik.
Mijn innerlijk gesprek gaat over het punt waarop ik een volgende pauze mag houden. Ergens halverwege de vorige plek en de top, in hoogtemeters omdat ik over de afstand geen zekerheid heb. Die bordjes zijn voor toeristen, commerciële troep die met weinig accuratesse in elkaar is geflanst. Mijn gevoel is dubbel. Ik maak me druk over het lawaai van het verkeer en de beperkte ruimte die er op de weg is, waardoor ik vaker minutenlang een vrachtwagen vlak achter me hoor rijden. Daarnaast geniet ik van de omgeving die verstild aandoet. Door het bosrijke karakter, de hoogte en daardoor de ijle lucht, de frisheid van deze ochtend en de weidse blik die ik af en toe heb wanneer de weg in een lange bocht haast richting noorden wijst. Daar waar ik vandaan kom. De natuur van deze berg is overweldigend mooi, heel anders dan de Tourmalet die al gauw een kale weidsheid heeft, of de Ventoux die onderaan lijkt op deze berg, en naar boven toe vreselijk woest en ruw is. Hier niet, alleen het uitzicht verandert lichtelijk door de glimp van het achterland tussen de bomen door. De begroeiing blijft tot aan de top even dik en groen en de weg slingert daar in een gestage cadans naar toe. Ik slinger mee, in iets hogere frequentie omdat mijn snelheid vaker onder de voor de balans zo nodige vijf kilometer per uur duikt. Pauze, wanneer en waar. De weg is niet breed genoeg om er op een prettige manier naast te staan terwijl de stoet reuzen daar voorbij naar boven dreunt. Rechts een bron, alweer één. Compleet met bordje waarop volledige beschrijving, uitleg en wetboekparagrafen. Met de rekensom wil het nog niet lukken, verder dan ongeveer 250 meter hoogteverschil met de laatste stopplaats kom ik niet. Dat is 1550 meter, of iets meer. Dat het niet helemaal halverwege daar en de top is maakt me nu niet zo uit, en het liefst zou ik meer dan de helft van het hoogteverschil willen overbruggen voordat ik stop. Dat verkleint het risico op een extra pauze daarna en verhoogt de kans op tijdig bovenkomen. Waarom wilde ik ook alweer voor twaalven boven zijn?
Vijftienhonderd meter, nah nog niet hoog genoeg voor een stop. Ik dwing mezelf door te fietsen, vol te houden. Mijn ritme is traag, ik heb geen lager verzet, mijn snelheid kan niet hoger dan deze belachelijke vijf per uur. Dan besluit ik dat het zo maar moet, ik verzet me niet meer tegen de berg en begin langzaam ook te genieten van het fietsen. Bij zestienhonderd meter stop ik, zo besluit ik nu. Nog honderd meter klimmen: twaalf minuten. Uiteindelijk stop ik 10 meter lager met een grote glimlach omdat ik mezelf niet de zweep opleg door te fietsen tot voorbij de zestienhonderd. Hier is een uitstekende stopplek, hogerop versmalt de weg. Wie weet dat ik dan pas op de top rustig stil kan staan. Een minuut rust, meer is het niet. Net genoeg om een stuk cake en wat slokken water te nemen. Dan weer op weg, verder hijgen tegen deze berg aan. Zwaar is het zeker, niet zo onmetelijk als de Ventoux of de Tourmalet. Niet dat het niet steil is. De gelijkmatigheid van het hellingspercentage maakt dat deze berg goed verteerbaar is. Er zitten geen al te veel steilere stukken bij. Ook geen vlakkere stukken. Wanneer de juiste cadans is gevonden rest er niets dan deze vast te houden. Tempo wisselingen, versnellingen, extra aanzetten, op- en/of terugschakelen: allemaal niet nodig. Voor mij heeft deze berg nog iets extra's te bieden boven die twee reuzen die ik eerder reed. De haarspeldbochten en de bebossing vormen mijn ideale klimterrein. Ik zie niet waar ik naartoe rijd en dat maakt het gemakkelijk om in het hier en nu te blijven.
Boven de 1650 meter zijn de haarspeldbochten eruit en kronkelt de weg naar boven in een iets meer rechte lijn. Dankzij de bossen links en rechts zie ik niet meer dan een paar honderd meter wegdek voor me. Nog ruim 200 hoogtemeters, de teller staat op 24 kilometer. Als de top over een kilometer is, dan gaat het tot daar in een onmogelijke 20%. Nu ik in een lekker ritme rijd, het meeste achter de rug heb en het grote genieten begint, wil ik ook wel de werkelijkheid onder ogen zien dat deze beklimming een kilometer langer is geworden. Eenmaal warm gereden vind ik het niet zo erg meer om tegen een berg op te fietsen, alleen duurt het zo verschrikkelijk lang - een week of zeven - voordat dat moment bereikt is. Om kwart voor twaalf parkeer ik mijn fiets tegen het bordje dat moet bewijzen dat deze poort op 1880 meter hoogte ligt. Het staat aan de kant van de weg, ongeveer 20 meter onder die top. In de tijd dat ik foto's maak stijgt mijn fiets zonder verplaatsing dertig meter. De lucht trekt dicht, de wind wakkert aan, de luchtdruk daalt. Virtueel overbrugt mijn GPS de laatste meters tot de top en is daar dan ook precies gekalibreerd: 1880 meter. Van de rustplek bij de eerste bron tot de top - het steile stuk van deze klim - is het hoogteverschil 550 meter over een weglengte van 7 kilometer. Een toch wel indrukwekkende 7,8 procent. Onderweg bleef ik mezelf inprenten dat het maximaal 7 procent zou zijn. Had ik het werkelijke stijgingspercentage geweten dan zou ik nog meer ontzag vooraf hebben gehad met alle mogelijke ontmoedigende effecten daarvan op mijn fietsbenen.
Er zijn hier twee grote restaurants. Aan de kabelbanen te zien en de enorme parkeerplaatsen, is het hier 's winters een drukte van belang: wintersporters. Het eerste restaurant ligt op de top met beperkt uitzicht, en daarachter in de richting van Navacerrada - Madrid dus - het tweede met enkel uitzicht naar het dal aan die kant. Ik merk op dat ik de behoefte heb om terug te kijken naar waar ik vandaan kwam, maar daar niet aan toegeef. Ik parkeer mijn fiets voor het eerste restaurant en ga binnen in het tweede, met zicht op wat voor me ligt.
Guadarrama
Zevenveertig dagen ben ik nu onderweg. Ik bevestig het nog maar een keer voor mezelf. Zevenveertig dagen en in cijfers - 47 - ziet het er nog wat indrukwekkender uit. Ik vergelijk me niet met de wereldfietsers die jaren van huis zijn, dat is mijn ding niet, nu niet. Zevenenveertig dagen, niet eerder was ik langer dan vijf weken weg van huis. Hier in de zon van midden Spanje bevalt het me best. Op de camping is het nog rustig wanneer ik rond zeven uur een tijdje mijn blik richt op de snelweg die ver beneden mij ligt, achter het hek van de camping en een stuk onbegaanbare helling. Enigszins troosteloos doet het uitzicht mij aan, het had net zo goed kunnen regenen. Fris is het nog zo op dit vroege uur. De hemel lijkt niet helder, maar het licht is fel genoeg om mijn ogen alles te laten waarnemen wat er is. In de afgelopen weken is mijn blik scherper, onderscheidender geworden. Alsof ik beter weet, waarneem, wat er om mij heen is. En mogelijk minder van wat er in mijzelf is.
In het volle besef dat dit de laatste dag is van deze fietsreis ben ik opmerkzaam op elke minuut die nu volgt. Alle handelingen voer ik uit met alle aandacht die in me is. Het douchen, naar de wc gaan, scheren, tandenpoetsen, bij elk dagelijks ritueel is de gedachte: morgen is alles anders. Weemoedig en verward pak ik mijn spullen in. Gelukkig hoef ik er na bijna zeven weken niet meer over na te denken en gaat het opzadelen vanzelf. Er is alle ruimte om de melancholie door mijn gemoed te laten kabbelen. Bij de aanblik van de verdorde stenige vlakte die deze camping is, krijg ik haast tranen in mijn ogen wanneer ik eraan denk dat ik hier over een paar minuten niet meer zal zijn. In die gemoedstoestand vertrek ik uit Segovia, alsof het erbij hoort wanneer je deze van religie doordrenkte stad hebt aangedaan. Het eerste uur verkeer ik nog in een lichte staat van verheven afstandelijkheid tot de wereld. En ergens in mijn lichaam voel ik ook de weerstand om verder te fietsen.
Gisteren bracht de verbazing van Maite over mijn voornemen om de Navacerrada pas te nemen, per fiets, mij een beetje van mijn stuk. Kan dat dan niet? "Mijn vader rijdt die ook wel eens, vanuit Madrid, maar dan op een racefiets. En hij vindt het een heel erg zware klim!", is haar reactie. En daarbij toont haar gezichtsuitdrukking het volledige ongeloof over mijn plan om die berg over te fietsen. "Is er dan een alternatief dat haalbaarder is?", hoorde ik mijzelf haar gisteren vragen. Mijn twijfel over wat te doen, is door haar opmerking duidelijk aangewakkerd. Dat begon al eerder, toen we spraken over hoe ik helemaal tot Segovia was geraakt. Ze vroeg me of het goed was gegaan met trein en bus in Frankrijk. Met een blik van totaal onbegrip vroeg ik haar: "Wat bedoel je?" "Nou ja, je hebt er best lang over gedaan!" Met lichte irritatie leg ik haar uit dat ik geen bus en trein van dichtbij heb gezien en de hele reis per fiets heb afgelegd. Zonder aankondiging verandert ze van gespreksonderwerp, het idee toe te moeten geven aan de illusie die ik haar net schetste trekt haar duidelijk niet. Ik laat het erbij, dan maar niet: ook de ongelovigen hebben recht op hun werkelijkheid.
Na telefonisch overleg met haar vader blijkt dat er wel degelijk een alternatief is voor de als onmogelijk te nemen aangeduide barrière van de Navacerrada: de Puertó de Leones, ook wel de Guadarrama. Die is minder hoog en minder steil, maar voert wel over een drukkere verkeersader naar Madrid. En daarbij is het kilometers om, niet mijn ding. En in gedachten had ik de Navacerrada al overwonnen, alleen fysiek is het nog een barrière. Helaas heeft al het geklets erover mijn mentale beren weer tot leven gewekt. Nu zie ik er pas echt tegenop om die pas te gaan befietsen. Ik denk nog maar eens terug aan mijn bedwinging van de Mt. Ventoux van twee jaar geleden. Dat helpt wel, maar juist de verkeerde kant op. Destijds fietste ik in bijna drie uur, zonder bagage, naar 2000 meter. Nu is het tot 1860 meter, met veel teveel aan bagage in een mindere fysieke conditie op onbekender terrein. Het feit dat ik start vanaf ongeveer 900 meter doet niet terzake, zo vind ik nu. Tot Madrid is bijna 90 kilometer en de klim is al vroeg in de rit, daar ga ik last van krijgen zo praat ik mezelf verder de put in. En de twijfel van Maite doet nog een extra duit in de zak van mijn ontmoediging.
Gisteren stelde Maite voor om mijn fiets maar achter in haar auto te gooien zodat ik zondag al met weinig moeite in Madrid zou aankomen. Waarom fietsen als het ook per auto kan? En ze deed het graag voor me, me meenemen naar Madrid. Langzaam, vol ongeloof over haar onbegrip, schudde ik mijn hoofd. Met een brede grijns voegde ik haar toe dat dat niet tot de opties behoorde. Minutenlang praatte ze op me in, met net zoveel onbegrip over mijn stellingname als ik had over haar ongeloof inzake mijn reismethode tot aan Segovia. Er gaapte een gigantische sportculturele kloof tussen ons. Later vernam ik van haar vader - die die Puerta de Navacerrada al meerdere keren overwon - dat ze nog nooit van haar leven een of andere sport had beoefend. Ik sloot me af voor verdere discussie en twijfel, althans uiterlijk, en nam me voor vandaag mijn plan ten uitvoer te brengen. In de ochtendkoelte die afstraalt van de bergrug die honderden kilometers links en rechts voor me uitstrekt, steekt de twijfel weer de kop op. De bergkam die Madrid scheidt van het noordelijke Spanje is vele malen indrukwekkender dan destijds de aanblik van die witte puist in het verder vlakke land van de Vaucluse. Daar zijn er alternatieven, het opfietsen van de Ventoux is een optie maar absoluut geen verplichting om van zuid naar noord te komen. Hier is die keus er niet. En zaterdag zag ik die aankondiging al, vanaf het moment dat ik voorbij Cantalejo reed had ik het indrukwekkende uitzicht op de Sierra de Guadarrama. Meer dan honderd kilometers bergrug die in de verre verte bedaard op mij lagen te wachten.
In het volle besef dat dit de laatste dag is van deze fietsreis ben ik opmerkzaam op elke minuut die nu volgt. Alle handelingen voer ik uit met alle aandacht die in me is. Het douchen, naar de wc gaan, scheren, tandenpoetsen, bij elk dagelijks ritueel is de gedachte: morgen is alles anders. Weemoedig en verward pak ik mijn spullen in. Gelukkig hoef ik er na bijna zeven weken niet meer over na te denken en gaat het opzadelen vanzelf. Er is alle ruimte om de melancholie door mijn gemoed te laten kabbelen. Bij de aanblik van de verdorde stenige vlakte die deze camping is, krijg ik haast tranen in mijn ogen wanneer ik eraan denk dat ik hier over een paar minuten niet meer zal zijn. In die gemoedstoestand vertrek ik uit Segovia, alsof het erbij hoort wanneer je deze van religie doordrenkte stad hebt aangedaan. Het eerste uur verkeer ik nog in een lichte staat van verheven afstandelijkheid tot de wereld. En ergens in mijn lichaam voel ik ook de weerstand om verder te fietsen.
Gisteren bracht de verbazing van Maite over mijn voornemen om de Navacerrada pas te nemen, per fiets, mij een beetje van mijn stuk. Kan dat dan niet? "Mijn vader rijdt die ook wel eens, vanuit Madrid, maar dan op een racefiets. En hij vindt het een heel erg zware klim!", is haar reactie. En daarbij toont haar gezichtsuitdrukking het volledige ongeloof over mijn plan om die berg over te fietsen. "Is er dan een alternatief dat haalbaarder is?", hoorde ik mijzelf haar gisteren vragen. Mijn twijfel over wat te doen, is door haar opmerking duidelijk aangewakkerd. Dat begon al eerder, toen we spraken over hoe ik helemaal tot Segovia was geraakt. Ze vroeg me of het goed was gegaan met trein en bus in Frankrijk. Met een blik van totaal onbegrip vroeg ik haar: "Wat bedoel je?" "Nou ja, je hebt er best lang over gedaan!" Met lichte irritatie leg ik haar uit dat ik geen bus en trein van dichtbij heb gezien en de hele reis per fiets heb afgelegd. Zonder aankondiging verandert ze van gespreksonderwerp, het idee toe te moeten geven aan de illusie die ik haar net schetste trekt haar duidelijk niet. Ik laat het erbij, dan maar niet: ook de ongelovigen hebben recht op hun werkelijkheid.
Na telefonisch overleg met haar vader blijkt dat er wel degelijk een alternatief is voor de als onmogelijk te nemen aangeduide barrière van de Navacerrada: de Puertó de Leones, ook wel de Guadarrama. Die is minder hoog en minder steil, maar voert wel over een drukkere verkeersader naar Madrid. En daarbij is het kilometers om, niet mijn ding. En in gedachten had ik de Navacerrada al overwonnen, alleen fysiek is het nog een barrière. Helaas heeft al het geklets erover mijn mentale beren weer tot leven gewekt. Nu zie ik er pas echt tegenop om die pas te gaan befietsen. Ik denk nog maar eens terug aan mijn bedwinging van de Mt. Ventoux van twee jaar geleden. Dat helpt wel, maar juist de verkeerde kant op. Destijds fietste ik in bijna drie uur, zonder bagage, naar 2000 meter. Nu is het tot 1860 meter, met veel teveel aan bagage in een mindere fysieke conditie op onbekender terrein. Het feit dat ik start vanaf ongeveer 900 meter doet niet terzake, zo vind ik nu. Tot Madrid is bijna 90 kilometer en de klim is al vroeg in de rit, daar ga ik last van krijgen zo praat ik mezelf verder de put in. En de twijfel van Maite doet nog een extra duit in de zak van mijn ontmoediging.
Gisteren stelde Maite voor om mijn fiets maar achter in haar auto te gooien zodat ik zondag al met weinig moeite in Madrid zou aankomen. Waarom fietsen als het ook per auto kan? En ze deed het graag voor me, me meenemen naar Madrid. Langzaam, vol ongeloof over haar onbegrip, schudde ik mijn hoofd. Met een brede grijns voegde ik haar toe dat dat niet tot de opties behoorde. Minutenlang praatte ze op me in, met net zoveel onbegrip over mijn stellingname als ik had over haar ongeloof inzake mijn reismethode tot aan Segovia. Er gaapte een gigantische sportculturele kloof tussen ons. Later vernam ik van haar vader - die die Puerta de Navacerrada al meerdere keren overwon - dat ze nog nooit van haar leven een of andere sport had beoefend. Ik sloot me af voor verdere discussie en twijfel, althans uiterlijk, en nam me voor vandaag mijn plan ten uitvoer te brengen. In de ochtendkoelte die afstraalt van de bergrug die honderden kilometers links en rechts voor me uitstrekt, steekt de twijfel weer de kop op. De bergkam die Madrid scheidt van het noordelijke Spanje is vele malen indrukwekkender dan destijds de aanblik van die witte puist in het verder vlakke land van de Vaucluse. Daar zijn er alternatieven, het opfietsen van de Ventoux is een optie maar absoluut geen verplichting om van zuid naar noord te komen. Hier is die keus er niet. En zaterdag zag ik die aankondiging al, vanaf het moment dat ik voorbij Cantalejo reed had ik het indrukwekkende uitzicht op de Sierra de Guadarrama. Meer dan honderd kilometers bergrug die in de verre verte bedaard op mij lagen te wachten.
zaterdag 9 augustus 2008
Tussensprint
Do Ardennen 800m vrij 1000m. Win tussensprint in ronde Burgos. Lege hoogvlakte diepe canyon. Za 1 lange rechte weg:100km. Dor tot oase Segovia. 95km Madrid
Segovia
Verlangen
De reis van Aranda naar Segovia wordt gekenmerkt door verlangen. Het verlangen om te mogen stoppen met deze belachelijke reis, deze opgelegde trotse onderneming in zelfkastijding, deze overdreven uitputtingslag om aan te tonen dat ik het wel kan: tot Madrid fietsen. Maar eigenlijk is het een grote farce en ontkenningsactie, en tevens een ontdekkingsreis naar dat wat ik van mezelf niet wil toegeven, de les die ik mezelf nog niet geleerd heb: weten wanneer de grens bereikt is, oor hebben voor mijn diepste wens, het loslaten van alles wat anderen mij influisterden en waar ik nog steeds volgzaam naar luister. Het verlangen is nu nog vormgegeven in het doorfietsen tot Madrid om daar mijn fiets aan de spaanse wilgen te kunnen hangen. Ook al spreek ik mezelf daar vreselijk in tegen: gisteren kocht ik een Michelin overzichtskaart van het gebied Cataluña/Andorra/Aragon en begon 's avonds daarop meteen de mogelijke routes te onderzoeken van Madrid naar Barcelona. Mocht ik mezelf nog weten te motiveren na Madrid verder te fietsen, dan had ik tenminste één optie paraat. En in mijn achterhoofd bedenk ik vandaag dat het ook een mooie onderneming is om door te fietsen naar Sevilla, Marbella, of Gibraltar.
En omdat ik er zo naar verlang een punt te zetten achter het doel van deze reis, verlang ik er ook naar dat zo snel mogelijk te doen. Vandaag tot Segovia reiken, het lijkt zo ver en aan de start ook onbereikbaar. Zo onbereikbaar als 6 weken geleden Madrid leek. Elke volgende dag lijkt mijn doel verder weg, mijn gevoel werkt averechts op het afleggen van kilometers. De vorderingen beschouw ik als onmetelijke investeringen die zich maar niet terug laten verdienen. Ik loop leeg, en daarmee verlies ik steeds meer van mijn hoop en vertrouwen op een 'goede' afloop. In plaats van de gedachte: "ik kom elke dag een stukje dichterbij", overheerst het idee: "ik heb steeds minder energie, ik zal voor de finish in elkaar storten." En ook: "Het zal nooit genoeg zijn, er komt eenvoudigweg geen eind aan deze tocht!"
Aranda-Segovia, een traject van ongeveer 120 kilometer over de dorre hoogvlakte van Noord-Spanje. Al dagen bestudeerde ik de kaart om tot een fietsfijne route te komen. Het grootste deel van de tocht gaat noodzakelijkerwijs over nationale wegen, vergelijk het met provinciale wegen zonder fietspad. Die noodzaak van over deze wegen fietsen, ligt erin dat er van hier naar daar onderweg precies 1 plaats is met een camping, exact halverwege. En dat is ook zo goed als de enige plaats waar mensen wonen tussen Aranda en Segovia. Vandaag fiets ik door het einde van de wereld. Dit vooruitzicht lokt mij helemaal niet, en al vanaf de rit naar Monasterio weet ik dat dit mij vandaag te wachten staat. De twee spaanse heren uit Bergüenda voorspelden mij de zware tocht over nationale wegen, zelfs voor het traject vanaf Burgos. Gisteren heb ik toch vrijwel de hele route over rustige secundaire wegen kunnen volgen. Vandaag zit dat er niet in, ik weet het en berust erin. Ik probeer er niet aan te denken, en de angstige gedachten die er mee gepaard gaan uit mijn hoofd te zetten. In plaats daarvan denk ik aan de leuke dingen die ik tegen kan komen, en houd mijn focus op de heroiek van deze tocht. Hoe eenzaam en zeldzaam gestoord deze onderneming mij toeschijnt, het lukt me een glimlach tevoorschijn te toveren. Vandaag ben ik echt de lonesome bikerider, ik reken er op geen andere fietsers tegen te komen en de ronde van Burgos doet dit parkoers ook niet aan. Om deze kwelling hooguit tot één dag te beperken, neem ik me voor om in 1 ruk naar Segovia te rijden, ook al heb ik de ruim 120 kilometer van gisteren nog amper verteerd. Mijn enige uitwijk is Cantalejo, halfweg, midden in de dorre vlakte die voor mij ligt.
Alle dagelijkse handelingen schijnen mij excuses, ter afleiding, voor het werkelijk beginnen aan deze afschrikwekkende tocht. Beelden van huizen met kranten voor de ramen gaan door mijn hoofd. De angst uit mijn jeugd voor het duistere, het onbekende. Het geluid van piepende scharnieren van half uit hun hengsel hangende luiken, weerklinkt in mijn oor. Het gekras van kraaien, het huiveringwekkende gekrijs van de gier, beelden van kadavers van grote grazers, een verloren en half vergane laars, waar mogelijk een kuitbeen nog uitsteekt. Plaatjes uit de strip van Lucky Luke, scenes van de serie "The High Chaparral", beelden uit "How the west was won". Vandaag ben ik de lonesome cowboy, ik verzamel al mijn moed, haal mijn geladen revolvers onder uit mijn zadeltassen en ga op weg, de opkomende zon tegemoet.
En omdat ik er zo naar verlang een punt te zetten achter het doel van deze reis, verlang ik er ook naar dat zo snel mogelijk te doen. Vandaag tot Segovia reiken, het lijkt zo ver en aan de start ook onbereikbaar. Zo onbereikbaar als 6 weken geleden Madrid leek. Elke volgende dag lijkt mijn doel verder weg, mijn gevoel werkt averechts op het afleggen van kilometers. De vorderingen beschouw ik als onmetelijke investeringen die zich maar niet terug laten verdienen. Ik loop leeg, en daarmee verlies ik steeds meer van mijn hoop en vertrouwen op een 'goede' afloop. In plaats van de gedachte: "ik kom elke dag een stukje dichterbij", overheerst het idee: "ik heb steeds minder energie, ik zal voor de finish in elkaar storten." En ook: "Het zal nooit genoeg zijn, er komt eenvoudigweg geen eind aan deze tocht!"
Aranda-Segovia, een traject van ongeveer 120 kilometer over de dorre hoogvlakte van Noord-Spanje. Al dagen bestudeerde ik de kaart om tot een fietsfijne route te komen. Het grootste deel van de tocht gaat noodzakelijkerwijs over nationale wegen, vergelijk het met provinciale wegen zonder fietspad. Die noodzaak van over deze wegen fietsen, ligt erin dat er van hier naar daar onderweg precies 1 plaats is met een camping, exact halverwege. En dat is ook zo goed als de enige plaats waar mensen wonen tussen Aranda en Segovia. Vandaag fiets ik door het einde van de wereld. Dit vooruitzicht lokt mij helemaal niet, en al vanaf de rit naar Monasterio weet ik dat dit mij vandaag te wachten staat. De twee spaanse heren uit Bergüenda voorspelden mij de zware tocht over nationale wegen, zelfs voor het traject vanaf Burgos. Gisteren heb ik toch vrijwel de hele route over rustige secundaire wegen kunnen volgen. Vandaag zit dat er niet in, ik weet het en berust erin. Ik probeer er niet aan te denken, en de angstige gedachten die er mee gepaard gaan uit mijn hoofd te zetten. In plaats daarvan denk ik aan de leuke dingen die ik tegen kan komen, en houd mijn focus op de heroiek van deze tocht. Hoe eenzaam en zeldzaam gestoord deze onderneming mij toeschijnt, het lukt me een glimlach tevoorschijn te toveren. Vandaag ben ik echt de lonesome bikerider, ik reken er op geen andere fietsers tegen te komen en de ronde van Burgos doet dit parkoers ook niet aan. Om deze kwelling hooguit tot één dag te beperken, neem ik me voor om in 1 ruk naar Segovia te rijden, ook al heb ik de ruim 120 kilometer van gisteren nog amper verteerd. Mijn enige uitwijk is Cantalejo, halfweg, midden in de dorre vlakte die voor mij ligt.
Alle dagelijkse handelingen schijnen mij excuses, ter afleiding, voor het werkelijk beginnen aan deze afschrikwekkende tocht. Beelden van huizen met kranten voor de ramen gaan door mijn hoofd. De angst uit mijn jeugd voor het duistere, het onbekende. Het geluid van piepende scharnieren van half uit hun hengsel hangende luiken, weerklinkt in mijn oor. Het gekras van kraaien, het huiveringwekkende gekrijs van de gier, beelden van kadavers van grote grazers, een verloren en half vergane laars, waar mogelijk een kuitbeen nog uitsteekt. Plaatjes uit de strip van Lucky Luke, scenes van de serie "The High Chaparral", beelden uit "How the west was won". Vandaag ben ik de lonesome cowboy, ik verzamel al mijn moed, haal mijn geladen revolvers onder uit mijn zadeltassen en ga op weg, de opkomende zon tegemoet.
donderdag 7 augustus 2008
Burgos
Pinchazo
Na de zomerse stortregens van gisteravond is het vanochtend weer helemaal helder. De lucht ruikt fris en de zon staat scherp aan de hemel. Ondanks het verkeerslawaai van de twee snelwegen waartussen deze camping ligt, heb ik redelijk geslapen. Ik voel me hier wel op mijn gemak, op de camping is het rustig, ik heb een behoorlijk grote kampeerplek, het sanitair is voor Spaanse begrippen goed en ik ben dankzij het eten en drinken in de bar van gisteravond weer redelijk hersteld. Bewust blijf ik zolang als ik de irritatie over het zware verkeer - dat op nog geen 200meter afstand voorbij dendert - kan negeren op bed liggen. Tegen tien uur sta ik onder de douche en ik neem het er ruim van. Ik heb vandaag zin in een dagje rustig aan. En misschien blijf ik hier nog wel een dag, ook al is er hier verder helemaal niets te doen. Behalve dan het zwembad en de uitstekende voorzieningen in de campingbar annex restaurant. In bed heb ik vanochtend uitgebreid de kaart bestudeerd. Inmiddels heb ik me erbij neergelegd dat ik geen detailkaart van het gebied heb. Een kaart waarop je kunt fietsen, schaal 1 op 25.000 óf 50.000. Ik moet het noodgedwongen doen met een kaart voor in de auto, Michelin 573 Regional Espagne: País Vasco/Euskadi (Tweetalig!), Navarra, La Rioja; schaal 1 op 250.000. Een kaart met daarop een gebied dat bijna zo groot is als Nederland. En daarop zoek ik dan de wegen die fietsbaar zijn. Ach, het maakt niet zoveel uit dat ik geen goede fietskaart heb. Die zijn er ook niet hier in Spanje. En alle wegen die er zijn, staan op deze kaart, de infrastructuur zoals die ik gewend ben van Nederland kent men hier niet. Er zijn 4 categorieën wegen: snelwegen, drukke nationale routes, provinciale wegen en lokale wegen. De eerste twee zijn niet aan te raden om op te fietsen, de derde is twijfelachtig en op de vierde moet je nog steeds erg goed opletten. Fietsen doe je hier alleen als je wielrenner bent, of in San Sebastian met de prachtige fietspaden woont. En anders moet je wel suïcidaal zijn. Of buitenlander.
Ik ben verbaasd dat ik na de zware inspanning van gisteren mij verheug op leuke stille weggetjes over de hoogvlakte van Burgos. Montes de Oca heten de bergen hier rondom mij. Langs de noordkant van de AP-1 vind ik de verbinding van hier met Burgos over provinciale wegen. Op de kaart zijn dat witte weggetjes. Ik verwacht vandaag zeker nog wat te stijgen. Monasterio de Rodilla (Het Knielklooster) lig op 850 meter, Burgos net boven de 900 meter. Aan de andere kant van de nationale route rijst het landschap steil op. In het zuiden is het wat glooiender, maar helaas ligt daar geen weg die mij naar Burgos kan voeren. Op de kaart zie ik nog wat toppen boven de 1000 meter, het doet me glimlachen: misschien ga ik vandaag wel weer een record verbreken. Plaatsnamen als Villayerno-Morquillas en Quintanapalla doen me even wegdromen over de route. Wat ga ik vandaag weer ontdekken? Na wat gehannes met de kaart in mijn daarvoor iets te kleine tentje, weet ik deze op te vouwen tot een formaat dat in het doorzichtige kaarthoesje past. Dat is een groot formaat zip-lock zakje dat ik dubbelgevouwen onder twee stukken onderbroekelastiek op mijn triatlonstuur klem. Daarvoor vouw ik eerst de kaart zó dat de route zoveel mogelijk zichtbaar is. Michelin heeft de vouwen niet helemaal goed aangebracht, ze waren nog niet op de hoogte van mijn route van vandaag. Ergerlijk!
Eenmaal ingepakt en opgetast neem ik plaats in de bar. Mijn voorraden zijn niet toereikend voor vandaag en ik heb zin om rustig aan te doen. Dat betekent dat ik ruim tijd neem voor mijn ontbijt. Wat me eerder in Frankrijk niet lukte, gebeurt in Spanje vanzelf: ik adapteer aan de plaatselijke gewoonten. Ik word Spanjaard. Un café con leche en wat zoets om op te starten. Ik neem nog wat zoets van de bar mee voor onderweg en twee flessen water. Tijdens het toilet maken - douchen, scheren, prepareren - pijnigde ik mijn hersenen met de vraag wat het einddoel vandaag moet zijn. Burgos is nog geen 35 kilometer hiervandaan en mogelijk maar een paar honderd meter klimmen. De opties zijn verder beperkt, pas in het ruim 60 kilometer ten zuiden van Burgos gelegen Covarrubias is de volgende camping. Het is al bijna midden op de dag, gisteren had ik 10 uur nodig om 100 kilometer af te leggen. De rede wint het van de drang naar avontuur en de wil tot vooruit. In Burgos ligt vandaag de meet. Het zou ook wat zijn dat ik die stad aandoe en niet even bij de beroemde kathedraal ga kijken. Ik kan mij het commentaar achteraf alweer voorstellen: "In Burgos geweest en niet de kathedraal gezien? Jongen, je hebt echt iets gemist!"
Het zijn maar een paar honderd meter die ik heb af te leggen aan de kant van de drukke N1. Genoeg om zonder klim mijn hartslag op te voeren. In een lang lint jagen de vrachtwagens over wat eens de hoofdstraat van het dorp was. Als ik rechtsaf de kleine kronkelstraatjes induik heb ik nog een paar seconden om om mij heen te kijken voordat de weg sterk oploopt. Alle aandacht is weer bij het klimmen, haast vanaf de start van deze tocht. Het is al na twaalven, ik ben heel rustig opgestaan na een lange verkwikkende nacht. Eigenlijk heb ik wel weer zin om wat te klimmen. En ik heb nog meer zin om ver weg te zijn van de snelweg naar het noorden en deze vreemde pleisterplaats daarlangs. Voor een paar uur waande ik mij in het decor van een roadmovie. Het gevoel dat ik al eerder hier in Noord-Spanje had. En deze keer was het wel een heel slechte roadmovie.
Ik verlang naar rust. Het valt me nog mee dat ik vannacht heb kunnen slapen. Maar de vermoeidheid na de zware tocht van gisteren zal daarvoor het meeste gewicht in de schaal hebben gelegd. Na Santa Marina rijd ik door een droog en stil landschap. Heel af en toe scheurt mij een zware vrachtwagen voorbij, helling op. Ruim drie kwartier waan ik mij alleen op de wereld. Af en toe scheert er een roofvogel boven de schaarse bomen op de hellingen naast mij. Een stevige wind en de ijle lucht maken de hitte van de vroege middag zeer dragelijk. De weg stijgt en daalt in een prettig ritme. Ik voel me op mijn gemak, dit landschap bevalt me uitstekend. Wat huizen langs de weg kondigen Tremiño aan, een klein bergdorpje. Het is lunchtijd en op straat lopen groepjes mensen te slenteren. Iets wat me eerder rond het middaguur in andere dorpjes ook al op viel. Men neemt hier de tijd voor de lunch en koppelt er ook wat lichamelijke beweging aan.
Twee klimmetjes verder en ik zit in een lange gestage afdaling naar Burgos. Licht en helder in mijn hoofd, geen zorgen over hoe ik de volgende kilometers door kom. Dat is het voordeel van een rustetappe. Zowel fysiek als mentaal rust ik vandaag uit. En meteen begint ook het om mij heen kijken en het genieten van de omgeving. Het fietsen is meteen weer leuk. Voor Burgos kom ik uit op een grote rotonde, rechtsaf de grote weg naar Santander. Heel even weer de overweging om toch de boot naar Engeland te pakken. Voor mij uit de snelweg naar León, de omgeving van de Picos de Europa. Die staan ook nog op mijn lijstje. Het wordt linksaf, Burgos is vandaag de eindbestemming, ik onderdruk mijn impulsieve enthousiasme voor het ontdekken van verdere streken. Even goed uitkijken voor al het snelverkeer dat hier met tachtig per uur de rotonde neemt en dan zit ik in de buitenwijken van Burgos. Te lui om op de kaart te kijken of om mijn GPS even uit te zoomen, fiets ik rechtdoor op de weg die voor me ligt. Hoe groot kan dat Burgos nu helemaal zijn? Na een paar kilometer twijfel ik of ik wel goed zit, ik had toch al bij de rivier uit moeten komen? Dan rechts en vanzelf naar het centrum. Niet dus. Ik stop na een viaduct over het spoor om de kaart eens te raadplegen. Mijn andere Michelinkaart voorziet in een overzichtje van Burgos. Die zit in de tas, bij het binnenrijden was ik nog zo vol vertrouwen - tijd zat, nog niet echt moe, bijna thuis - dat ik nonchalant inefficiënt kon zijn. Na 2 kilometer door industriegebied is mijn goede humeur opeens verdwenen, de opgebroken weg maakt het er niet beter op. Ik wil weg hier, en zo snel mogelijk op een terras zitten met een groot koud glas bier en iets stevigs te eten. Buiten een broodje ham en wat snoepgoed uit de campingkantine heb ik vandaag nog niet echt iets gegeten. Dat begint nu na twee uur fietsen zijn tol te eisen.
Staand gebogen over mijn stuur reikend, frot ik de zijtas open. Ik ben te geïrriteerd om mijn fiets even ergens neer te zetten om in alle rust de tas open te maken om op mijn kaart te kunnen kijken. Ik baal ervan dat ik hier verkeerd rijd, voorzien van kaart en GPS lukte het me niet om in een keer naar het centrum te rijden. Puur uit gemakzucht reed ik maar op de gok Burgos in, denkende dat ik nu wel voldoende ervaring en gevoel heb om met mijn neus het centrum van elke willekeurige stad te kunnen vinden. Zoniet hier. Het kaartje brengt me niet verder, deze wijk staat er niet op. Ik voer een van de straatnamen - Avenida de los Reyes Católicos - die ik op het kaartje zie staan aan mijn GPS. Nog ruim 6 kilometer! Pfft, opeens is mijn rust en kalmte helemaal weg. Ik voel me moe en gestrest. Ik weet dat het nog even duurt eer ik in Burgos centrum ben. Dan volgt nog de zoektocht naar eten en camping. Ik stelde me daarstraks een lekkere middag uitrusten voor, op tijd mijn tentje opzetten en dan de hele middag in de schaduw een beetje luieren en wat eten en drinken. Ik keer terug over het viaduct. Ik háát terugrijden.
De weg naar het centrum is gemarkeerd met flats en drukke wegen. Voorlopig nog geen zicht op de kathedraal. Over een grote boulevard rijd ik nu op het centrum aan. Links en rechts dranghekken, men heeft op mijn komst gerekend! Vóór mij is de weg afgezet, politiemensen controleren de toegang. Ik kijk er eentje aan en knik. Er komt geen reactie en dus fiets ik maar door. De eerste meters met de angst dat men mij terugroept. Als dat niet gebeurt fiets ik iets verwaander door. Ha, dit is het rijk der fietsers. Overal vlaggen en spandoeken. Bij de volgende afzetting vraag ik de agent wat er aan de hand is. De ronde van Burgos heeft vanmiddag hier haar vertrek en aankomst van de eerste etappe. Vanaf hier mag ik niet verder doorrijden. Vóór mij is het gebied waar alle rennersbussen staan en ook het perscentrum is gevestigd. Volgens mijn GPS moet ik wel rechtdoor om bij de Kathedraal te komen. Natuurlijk is dat vandaag mijn eindpunt. Via een zijstraat kom ik op een parallelle grote weg. Links af en dan richting een eenrichtingsstraat. De straten worden smaller, de huizen hoger. Ik nader het centrum. Een stoplicht, groen, ik rijd door. Links van mij twee jonge dames die oversteken. Huh, die hebben toch zeker rood? Ik kijk ze aan en probeer te bedenken wat er hier gebeurt. Ze staren strak voor zich uit, gunnen mij geen blik. Ik bel drie keer snel. Geen reactie, ze lopen in stevige tred door. Mijn hersenen berekenen de twee trajecten die we afleggen en visualiseren het snijpunt van de lijnen waarlangs wij bewegen. De registratie van gebroken glas op het wegdek stuurt mij als op de automaat in een koers die een botsing met de dames zeker stelt. Net als in Covarrubias komt er geen signaal tot remmen. In een laatste poging de dames te ontwijken stuur ik net achter hen langs. Op een haar na mis ik ze, een vloek ontsnapt aan mijn mond. Ik rijd dwars door het glas.
Het gaat allemaal zo snel dat ik me pas erna bewust ben van wat er gebeurde. Ik steek het kruispunt over en sta aan de overkant even uit te hijgen van de stress. Recht voor mij is de ingang van de verboden kant van een eenrichtingsstraat. In de war van de gebeurtenissen daarnet en met een zeer lage bloedsuikerspiegel, registreer ik het bord niet en fiets rechtdoor. De eerste auto's die oprijden toeteren meteen. Terwijl ik stug doorfiets hoor ik pfft, plop, pfffft, plop. Het sturen gaat steeds lastiger. Ik duw eens wat steviger op mijn stuur en zie dan dat mijn voorband leger is dan normaal. Het duurt even voordat mijn hersenen de causaliteit reconstrueren. Ik heb een lekke band! Op zoek naar een veilige plek om te stoppen duik ik rechts de promenade op, daar kijken de voetgangers mij met boze blik aan. Na een paar meter stap ik af, mijn voorband is al helemaal leeg. Links op de hoek smijt ik mijn fiets tegen de muur. Ik heb het even helemaal gehad, wat een klotestad dat Burgos.
Ik ben verbaasd dat ik na de zware inspanning van gisteren mij verheug op leuke stille weggetjes over de hoogvlakte van Burgos. Montes de Oca heten de bergen hier rondom mij. Langs de noordkant van de AP-1 vind ik de verbinding van hier met Burgos over provinciale wegen. Op de kaart zijn dat witte weggetjes. Ik verwacht vandaag zeker nog wat te stijgen. Monasterio de Rodilla (Het Knielklooster) lig op 850 meter, Burgos net boven de 900 meter. Aan de andere kant van de nationale route rijst het landschap steil op. In het zuiden is het wat glooiender, maar helaas ligt daar geen weg die mij naar Burgos kan voeren. Op de kaart zie ik nog wat toppen boven de 1000 meter, het doet me glimlachen: misschien ga ik vandaag wel weer een record verbreken. Plaatsnamen als Villayerno-Morquillas en Quintanapalla doen me even wegdromen over de route. Wat ga ik vandaag weer ontdekken? Na wat gehannes met de kaart in mijn daarvoor iets te kleine tentje, weet ik deze op te vouwen tot een formaat dat in het doorzichtige kaarthoesje past. Dat is een groot formaat zip-lock zakje dat ik dubbelgevouwen onder twee stukken onderbroekelastiek op mijn triatlonstuur klem. Daarvoor vouw ik eerst de kaart zó dat de route zoveel mogelijk zichtbaar is. Michelin heeft de vouwen niet helemaal goed aangebracht, ze waren nog niet op de hoogte van mijn route van vandaag. Ergerlijk!
Eenmaal ingepakt en opgetast neem ik plaats in de bar. Mijn voorraden zijn niet toereikend voor vandaag en ik heb zin om rustig aan te doen. Dat betekent dat ik ruim tijd neem voor mijn ontbijt. Wat me eerder in Frankrijk niet lukte, gebeurt in Spanje vanzelf: ik adapteer aan de plaatselijke gewoonten. Ik word Spanjaard. Un café con leche en wat zoets om op te starten. Ik neem nog wat zoets van de bar mee voor onderweg en twee flessen water. Tijdens het toilet maken - douchen, scheren, prepareren - pijnigde ik mijn hersenen met de vraag wat het einddoel vandaag moet zijn. Burgos is nog geen 35 kilometer hiervandaan en mogelijk maar een paar honderd meter klimmen. De opties zijn verder beperkt, pas in het ruim 60 kilometer ten zuiden van Burgos gelegen Covarrubias is de volgende camping. Het is al bijna midden op de dag, gisteren had ik 10 uur nodig om 100 kilometer af te leggen. De rede wint het van de drang naar avontuur en de wil tot vooruit. In Burgos ligt vandaag de meet. Het zou ook wat zijn dat ik die stad aandoe en niet even bij de beroemde kathedraal ga kijken. Ik kan mij het commentaar achteraf alweer voorstellen: "In Burgos geweest en niet de kathedraal gezien? Jongen, je hebt echt iets gemist!"
Het zijn maar een paar honderd meter die ik heb af te leggen aan de kant van de drukke N1. Genoeg om zonder klim mijn hartslag op te voeren. In een lang lint jagen de vrachtwagens over wat eens de hoofdstraat van het dorp was. Als ik rechtsaf de kleine kronkelstraatjes induik heb ik nog een paar seconden om om mij heen te kijken voordat de weg sterk oploopt. Alle aandacht is weer bij het klimmen, haast vanaf de start van deze tocht. Het is al na twaalven, ik ben heel rustig opgestaan na een lange verkwikkende nacht. Eigenlijk heb ik wel weer zin om wat te klimmen. En ik heb nog meer zin om ver weg te zijn van de snelweg naar het noorden en deze vreemde pleisterplaats daarlangs. Voor een paar uur waande ik mij in het decor van een roadmovie. Het gevoel dat ik al eerder hier in Noord-Spanje had. En deze keer was het wel een heel slechte roadmovie.
Ik verlang naar rust. Het valt me nog mee dat ik vannacht heb kunnen slapen. Maar de vermoeidheid na de zware tocht van gisteren zal daarvoor het meeste gewicht in de schaal hebben gelegd. Na Santa Marina rijd ik door een droog en stil landschap. Heel af en toe scheurt mij een zware vrachtwagen voorbij, helling op. Ruim drie kwartier waan ik mij alleen op de wereld. Af en toe scheert er een roofvogel boven de schaarse bomen op de hellingen naast mij. Een stevige wind en de ijle lucht maken de hitte van de vroege middag zeer dragelijk. De weg stijgt en daalt in een prettig ritme. Ik voel me op mijn gemak, dit landschap bevalt me uitstekend. Wat huizen langs de weg kondigen Tremiño aan, een klein bergdorpje. Het is lunchtijd en op straat lopen groepjes mensen te slenteren. Iets wat me eerder rond het middaguur in andere dorpjes ook al op viel. Men neemt hier de tijd voor de lunch en koppelt er ook wat lichamelijke beweging aan.
Twee klimmetjes verder en ik zit in een lange gestage afdaling naar Burgos. Licht en helder in mijn hoofd, geen zorgen over hoe ik de volgende kilometers door kom. Dat is het voordeel van een rustetappe. Zowel fysiek als mentaal rust ik vandaag uit. En meteen begint ook het om mij heen kijken en het genieten van de omgeving. Het fietsen is meteen weer leuk. Voor Burgos kom ik uit op een grote rotonde, rechtsaf de grote weg naar Santander. Heel even weer de overweging om toch de boot naar Engeland te pakken. Voor mij uit de snelweg naar León, de omgeving van de Picos de Europa. Die staan ook nog op mijn lijstje. Het wordt linksaf, Burgos is vandaag de eindbestemming, ik onderdruk mijn impulsieve enthousiasme voor het ontdekken van verdere streken. Even goed uitkijken voor al het snelverkeer dat hier met tachtig per uur de rotonde neemt en dan zit ik in de buitenwijken van Burgos. Te lui om op de kaart te kijken of om mijn GPS even uit te zoomen, fiets ik rechtdoor op de weg die voor me ligt. Hoe groot kan dat Burgos nu helemaal zijn? Na een paar kilometer twijfel ik of ik wel goed zit, ik had toch al bij de rivier uit moeten komen? Dan rechts en vanzelf naar het centrum. Niet dus. Ik stop na een viaduct over het spoor om de kaart eens te raadplegen. Mijn andere Michelinkaart voorziet in een overzichtje van Burgos. Die zit in de tas, bij het binnenrijden was ik nog zo vol vertrouwen - tijd zat, nog niet echt moe, bijna thuis - dat ik nonchalant inefficiënt kon zijn. Na 2 kilometer door industriegebied is mijn goede humeur opeens verdwenen, de opgebroken weg maakt het er niet beter op. Ik wil weg hier, en zo snel mogelijk op een terras zitten met een groot koud glas bier en iets stevigs te eten. Buiten een broodje ham en wat snoepgoed uit de campingkantine heb ik vandaag nog niet echt iets gegeten. Dat begint nu na twee uur fietsen zijn tol te eisen.
Staand gebogen over mijn stuur reikend, frot ik de zijtas open. Ik ben te geïrriteerd om mijn fiets even ergens neer te zetten om in alle rust de tas open te maken om op mijn kaart te kunnen kijken. Ik baal ervan dat ik hier verkeerd rijd, voorzien van kaart en GPS lukte het me niet om in een keer naar het centrum te rijden. Puur uit gemakzucht reed ik maar op de gok Burgos in, denkende dat ik nu wel voldoende ervaring en gevoel heb om met mijn neus het centrum van elke willekeurige stad te kunnen vinden. Zoniet hier. Het kaartje brengt me niet verder, deze wijk staat er niet op. Ik voer een van de straatnamen - Avenida de los Reyes Católicos - die ik op het kaartje zie staan aan mijn GPS. Nog ruim 6 kilometer! Pfft, opeens is mijn rust en kalmte helemaal weg. Ik voel me moe en gestrest. Ik weet dat het nog even duurt eer ik in Burgos centrum ben. Dan volgt nog de zoektocht naar eten en camping. Ik stelde me daarstraks een lekkere middag uitrusten voor, op tijd mijn tentje opzetten en dan de hele middag in de schaduw een beetje luieren en wat eten en drinken. Ik keer terug over het viaduct. Ik háát terugrijden.
De weg naar het centrum is gemarkeerd met flats en drukke wegen. Voorlopig nog geen zicht op de kathedraal. Over een grote boulevard rijd ik nu op het centrum aan. Links en rechts dranghekken, men heeft op mijn komst gerekend! Vóór mij is de weg afgezet, politiemensen controleren de toegang. Ik kijk er eentje aan en knik. Er komt geen reactie en dus fiets ik maar door. De eerste meters met de angst dat men mij terugroept. Als dat niet gebeurt fiets ik iets verwaander door. Ha, dit is het rijk der fietsers. Overal vlaggen en spandoeken. Bij de volgende afzetting vraag ik de agent wat er aan de hand is. De ronde van Burgos heeft vanmiddag hier haar vertrek en aankomst van de eerste etappe. Vanaf hier mag ik niet verder doorrijden. Vóór mij is het gebied waar alle rennersbussen staan en ook het perscentrum is gevestigd. Volgens mijn GPS moet ik wel rechtdoor om bij de Kathedraal te komen. Natuurlijk is dat vandaag mijn eindpunt. Via een zijstraat kom ik op een parallelle grote weg. Links af en dan richting een eenrichtingsstraat. De straten worden smaller, de huizen hoger. Ik nader het centrum. Een stoplicht, groen, ik rijd door. Links van mij twee jonge dames die oversteken. Huh, die hebben toch zeker rood? Ik kijk ze aan en probeer te bedenken wat er hier gebeurt. Ze staren strak voor zich uit, gunnen mij geen blik. Ik bel drie keer snel. Geen reactie, ze lopen in stevige tred door. Mijn hersenen berekenen de twee trajecten die we afleggen en visualiseren het snijpunt van de lijnen waarlangs wij bewegen. De registratie van gebroken glas op het wegdek stuurt mij als op de automaat in een koers die een botsing met de dames zeker stelt. Net als in Covarrubias komt er geen signaal tot remmen. In een laatste poging de dames te ontwijken stuur ik net achter hen langs. Op een haar na mis ik ze, een vloek ontsnapt aan mijn mond. Ik rijd dwars door het glas.
Het gaat allemaal zo snel dat ik me pas erna bewust ben van wat er gebeurde. Ik steek het kruispunt over en sta aan de overkant even uit te hijgen van de stress. Recht voor mij is de ingang van de verboden kant van een eenrichtingsstraat. In de war van de gebeurtenissen daarnet en met een zeer lage bloedsuikerspiegel, registreer ik het bord niet en fiets rechtdoor. De eerste auto's die oprijden toeteren meteen. Terwijl ik stug doorfiets hoor ik pfft, plop, pfffft, plop. Het sturen gaat steeds lastiger. Ik duw eens wat steviger op mijn stuur en zie dan dat mijn voorband leger is dan normaal. Het duurt even voordat mijn hersenen de causaliteit reconstrueren. Ik heb een lekke band! Op zoek naar een veilige plek om te stoppen duik ik rechts de promenade op, daar kijken de voetgangers mij met boze blik aan. Na een paar meter stap ik af, mijn voorband is al helemaal leeg. Links op de hoek smijt ik mijn fiets tegen de muur. Ik heb het even helemaal gehad, wat een klotestad dat Burgos.
Entre 2 auto vias
Monasterio bij Burgos. Hete hoog vlakte tot 885m. Droog straffe wind. 10ltr coke. Ma gggnhm. Di 11km klim Vitoria. Morgen al sur.
zondag 3 augustus 2008
Bilbo
2 dagen de mooiste route ooit. Zwitserland aan zee. Gisteren camping Renesse. Nu pension in centro antigua. Grandeur hier. Moe + voldaan.
De geur van hout
De geur van hout brengt terug de herinnering aan.
Blauwe overall, geruite pet,
vette lucht van brilcrème,
scheerpannetje op 't vuur,
wit geribbeld onderhemd,
bleek lijf, bruine armen,
kolenschoppen, spiegelende klatschkop,
laarzen op de tegels,
bij sneeuw en in zomer,
afkloppen van broekspijpen,
halfzware shag, klamvochtig pondspak,
paardje rijden, Ie-aa, Ie-aa,
net pak, felkleurig overhemd,
flexibele,
rotmeiden,
godvergemichmienoe,
kabenesse,
Grolsch beugel,
Honda,
aardbeien,
boontjes,
tuintje,
stalletje.
Pikzwart haar.
De geur van houten planken brengt terug de herinnering.
Zondag 3 augustus 2008,
Bi-2121 nabij Kurtzero, Spanje.
vrijdag 1 augustus 2008
Mutriku
Rustige weg woeste zee steile kust prachtig land. Kom niet meer terug. Ardennen puistjes hier is klimmen. IJskoude dag eindigt met zonnetje.
donderdag 31 juli 2008
Caliente
Ik heb het heet, eindelijk! Het is prima fietsweer sinds een dag of 2. Gisteren ben ik de grens van Frankrijk naar Spanje overgestoken. Een ervaring die lijkt op het vanuit Nederland Belgie binnenrijden. Een redelijk gedocumenteerde weg, met geciviliseerd verkeer verandert in totale chaos, anarchie, rommel en lelijkheid. Nog geen 100 meter na de grens ben ik al de berm ingereden op een rotonde. De meeste fransen geven je nog wel ruimte, zeker nu ik de laatste weken m´n rijtactiek en plaats op de weg ten faveure van mijn veiligheid en nodige ruimte heb aangepast. Voor iedere rechter bocht neem ik flink wat ruimte naar links, een veilige marge. Doe je dat niet dan krijg je te maken met de van een zeer matige rijstijl getuigende onhebbelijkheid van de fransen om de bocht af te snijden. Hier zou vrijwel iedereen een grote A sticker achter op z´n auto moeten hebben. Frankrijk staat niet voor niets al jarenlang hoog op de ranglijst van meeste verkeerslachtoffers per bevolkingsaandeel. Maar ze houden wel rekening met fietsers.
In Spanje moet ik noodgedwongen zelf vaker in de remmen, en rijd ik continu met helm op. Mijn verzekeringspremie voor een veilige doortocht is flink gestegen. Nee achter het stuur is de spanjaard net een dolle stier, gas geven en maar zien wat er gebeurt, onderwijl bellen, praten, eten en drinken. Ze doen van alles in de auto en verwachten dat de auto hen vanzelf op de juiste bestemming brengt, het liefst precies voor de deur met een ruime parkeerplek. Gaat het mis dan ligt het altijd aan een ander en dat word op een verbaal zeer expressieve manier duidelijk gemaakt. Ik pas me maar snel aan!
Tot Esterria rijd ik eigenlijk noodgedwongen over de provinciale weg. Nee geen fietspad ernaast, gewoon op de rijbaan waar per seconde 10 vrachtwagens me passeren op 10cm afstand. De weg is in onderhoud, leuk voor de toekomst maar nu verschrikkelijk. Oh en dan gaat het ook nog eens boven de 7% omhoog. En is het warmer dan 33 graden. Zo´n 12 kilometer ploeteren tussen al het zware verkeer voordat ik in Esterria een plekje in de schaduw opzoek wat lunch, en mijn GPS probeer te bewegen tot het afgeven van een veiliger route tot San Sebastian. Het lijkt erop dat dat gaat lukken, maar opeens is dan de afstand verdubbeld, ik moet weer een stukje terug om op een secundaire route te komen. Met nieuwe moed probeer ik weer op de N1 te komen, maar vanaf hier ziet het er alemaal nog iets drukker en sneller uit, en het is opeens 2 en 3 baans geworden. Dan toch maar de optie van een stukje terug en 5 kilometer extra met een stevige klim. En inderdaad is die weg redelijk te doen.
Ik had gehoopt in Esterria een kaart met meer detail te kunnen scoren, helaas de papeleria´s waren beiden dicht wegens vakantie. Dat doet hier maar. En eindelijk rijd ik dan Donostia binnen, al na zessen, redelijk afgemat laveer ik tussen het drukke verkeer midden op de weg die ook hier weer in onderhoud is, naar de weg langs de rivier. Even later ontdek ik rechts langs de weg een 2 zijdig fietspad, netjes gescheiden van het snelverkeer. En dan is er weer de rust van het fietsen zoals in Frankrijk, goed idee van die Donostianen. Vandaag ontdek ik dat ze ook een fietsstimuleringsplan hebben, er staan op diverse plaatsen huurfietsen. Het word nog wel eens wat met het fietsen buiten Nederland!
Informacion Turistica vertelt me dat de camping even buiten de stad ligt, een klein maar stevig klimmetje, verder door, dus ik hoef niet terug. "Meer dan vijf kilometer?" vraag ik voor de zekerheid, ik heb er al bijna tachtig gedaan in de hitte en met behoorlijk wat denivelation (1000mtr). "Neuh, eerder 2 ofzo". Het blijken er 6 te zijn waarvan 3 met een stijgingspercentage van boven de 8 en stukjes van 14% zijn ook geen uitzondering hier. Nog ruim een half uur zwaar aan de bak dus. Ik heb wat mentale hulp van twee Ieren, die tegelijk met mij beginnen aan de tocht naar de camping, ook met het idee dat die net om de bocht van de eerste 100 meter klimmen ligt. Zij rijden met minder bagage maar blijven steeds in het zicht. Ik zet mezelf aan om vandaag maar eens mijn maximum vermogen te testen en geef alles wat ik heb om bij te komen. Halverwege de klim protesteren de spieren in mijn rug, krijg ik pijn ter hoogte van mijn lever en voel ik mijn nieren samentrekken van het vocht tekort. Ik schakel op, lichter kan niet, en ga staan om het tempo nog wat op te voeren. Mijn hart en ademhaling haperen niet een keer, tijd om de secundaire systemen eens flink aan de tand te voelen. Wanneer het wat vlakker wordt, heb ik er minder zin in, binnen een tiental seconden recupereert mijn lichaam en zijn alle pijntjes weer verdwenen. "All systems ok"!
Het heeft wat weken geduurd, maar ik denk dat ik nu wel hersteld ben van de aanslag die de antibiotica op mijn fitheid heeft gehad. En inmiddels ben ik ook goed warm gereden. Daar komt nog bij dat ik bij vertrek uit Cambo les Bains eerst La Poste aandoe om 6 kilo en 40 euro lichter verder te rijden. Ik neem afscheid van routeboekjes, wat verzamelde papieren voor mijn logboek, een joggingbroek die ik 1x droeg en m´n reserve handdoek. Het motto 1 is geen gaat overboord. Oh en ik stuur ook de batterijlader terug, vanaf nu is het geen ´groene´ tocht meer, ik ga wegwerpbatterijen kopen voor mijn GPS. Arthur -expert grammenjager- indachtig reduceer ik mijn bagagetotaal gewicht tot onder de 20kg. Nog erg veel voor de gemiddelde fietser, maar voor Bruce een mijlpaal. Ik vrees zelfs een instabiel fietsgevoel vanwege gebrek aan massa. Dan maar weer wat meer eten en drinken ter compensatie. Volumetechnisch ga ik er enorm op vooruit. Het is alsof ik 1 voortas helemaal leeg heb gemaakt. Ruimte voor nieuwe dingen dus ;-)
Op de camping is mijn herstel ook duidelijk te merken, ik maak weer zelf contact met anderen, begin gesprekjes en heb het gezellig. De avond is lang, ik eet in de campingbar, eerst wat tapas en na het doesen een paella. En sluit alles af met een heerlijke Drambuie, waarvan ik maar niet begreep dat ze die in Frankrijk niet hadden. Het is Schots!!! Weer een mysterie opgelost. De porties digestief zijn hier ruim, de Drambuie gaat in een cognacbel en de venezolaanse dame (meisje van 15) achter de bar giet erg lang door, ik tel drie eenheden en roep met een grote grijns: "Stop maar!!!" Pff, moet ik dat allemaal opdrinken. De bar blijft tot 12 uur open, maar om 1 uur gaat pas echt al het licht uit, dan mogen we nog even op het terras achter zitten. Een jong duits stel wil graag de nacht vieren en nodigt me uit om wat met hen te kletsen. Het terras sluit ook, en op de grond bij het kantoortje van de beveiligingsbeamten zetten we het gesprek voort, we hebben nog een laatste drankje uit de bar weten mee te smokkelen. Juan en zijn compañero komen wat klieren en tot 2 uur hebben we een drietalig gesprek met z´n vijven. Het voelt alsof het vijf uur is. Ik herinner mij de nacht in Polleur met de belgen, na de EK finale. Blij dat het wat vroeger is kruip ik tevreden mijn tent in.
In Spanje moet ik noodgedwongen zelf vaker in de remmen, en rijd ik continu met helm op. Mijn verzekeringspremie voor een veilige doortocht is flink gestegen. Nee achter het stuur is de spanjaard net een dolle stier, gas geven en maar zien wat er gebeurt, onderwijl bellen, praten, eten en drinken. Ze doen van alles in de auto en verwachten dat de auto hen vanzelf op de juiste bestemming brengt, het liefst precies voor de deur met een ruime parkeerplek. Gaat het mis dan ligt het altijd aan een ander en dat word op een verbaal zeer expressieve manier duidelijk gemaakt. Ik pas me maar snel aan!
Tot Esterria rijd ik eigenlijk noodgedwongen over de provinciale weg. Nee geen fietspad ernaast, gewoon op de rijbaan waar per seconde 10 vrachtwagens me passeren op 10cm afstand. De weg is in onderhoud, leuk voor de toekomst maar nu verschrikkelijk. Oh en dan gaat het ook nog eens boven de 7% omhoog. En is het warmer dan 33 graden. Zo´n 12 kilometer ploeteren tussen al het zware verkeer voordat ik in Esterria een plekje in de schaduw opzoek wat lunch, en mijn GPS probeer te bewegen tot het afgeven van een veiliger route tot San Sebastian. Het lijkt erop dat dat gaat lukken, maar opeens is dan de afstand verdubbeld, ik moet weer een stukje terug om op een secundaire route te komen. Met nieuwe moed probeer ik weer op de N1 te komen, maar vanaf hier ziet het er alemaal nog iets drukker en sneller uit, en het is opeens 2 en 3 baans geworden. Dan toch maar de optie van een stukje terug en 5 kilometer extra met een stevige klim. En inderdaad is die weg redelijk te doen.
Ik had gehoopt in Esterria een kaart met meer detail te kunnen scoren, helaas de papeleria´s waren beiden dicht wegens vakantie. Dat doet hier maar. En eindelijk rijd ik dan Donostia binnen, al na zessen, redelijk afgemat laveer ik tussen het drukke verkeer midden op de weg die ook hier weer in onderhoud is, naar de weg langs de rivier. Even later ontdek ik rechts langs de weg een 2 zijdig fietspad, netjes gescheiden van het snelverkeer. En dan is er weer de rust van het fietsen zoals in Frankrijk, goed idee van die Donostianen. Vandaag ontdek ik dat ze ook een fietsstimuleringsplan hebben, er staan op diverse plaatsen huurfietsen. Het word nog wel eens wat met het fietsen buiten Nederland!
Informacion Turistica vertelt me dat de camping even buiten de stad ligt, een klein maar stevig klimmetje, verder door, dus ik hoef niet terug. "Meer dan vijf kilometer?" vraag ik voor de zekerheid, ik heb er al bijna tachtig gedaan in de hitte en met behoorlijk wat denivelation (1000mtr). "Neuh, eerder 2 ofzo". Het blijken er 6 te zijn waarvan 3 met een stijgingspercentage van boven de 8 en stukjes van 14% zijn ook geen uitzondering hier. Nog ruim een half uur zwaar aan de bak dus. Ik heb wat mentale hulp van twee Ieren, die tegelijk met mij beginnen aan de tocht naar de camping, ook met het idee dat die net om de bocht van de eerste 100 meter klimmen ligt. Zij rijden met minder bagage maar blijven steeds in het zicht. Ik zet mezelf aan om vandaag maar eens mijn maximum vermogen te testen en geef alles wat ik heb om bij te komen. Halverwege de klim protesteren de spieren in mijn rug, krijg ik pijn ter hoogte van mijn lever en voel ik mijn nieren samentrekken van het vocht tekort. Ik schakel op, lichter kan niet, en ga staan om het tempo nog wat op te voeren. Mijn hart en ademhaling haperen niet een keer, tijd om de secundaire systemen eens flink aan de tand te voelen. Wanneer het wat vlakker wordt, heb ik er minder zin in, binnen een tiental seconden recupereert mijn lichaam en zijn alle pijntjes weer verdwenen. "All systems ok"!
Het heeft wat weken geduurd, maar ik denk dat ik nu wel hersteld ben van de aanslag die de antibiotica op mijn fitheid heeft gehad. En inmiddels ben ik ook goed warm gereden. Daar komt nog bij dat ik bij vertrek uit Cambo les Bains eerst La Poste aandoe om 6 kilo en 40 euro lichter verder te rijden. Ik neem afscheid van routeboekjes, wat verzamelde papieren voor mijn logboek, een joggingbroek die ik 1x droeg en m´n reserve handdoek. Het motto 1 is geen gaat overboord. Oh en ik stuur ook de batterijlader terug, vanaf nu is het geen ´groene´ tocht meer, ik ga wegwerpbatterijen kopen voor mijn GPS. Arthur -expert grammenjager- indachtig reduceer ik mijn bagagetotaal gewicht tot onder de 20kg. Nog erg veel voor de gemiddelde fietser, maar voor Bruce een mijlpaal. Ik vrees zelfs een instabiel fietsgevoel vanwege gebrek aan massa. Dan maar weer wat meer eten en drinken ter compensatie. Volumetechnisch ga ik er enorm op vooruit. Het is alsof ik 1 voortas helemaal leeg heb gemaakt. Ruimte voor nieuwe dingen dus ;-)
Op de camping is mijn herstel ook duidelijk te merken, ik maak weer zelf contact met anderen, begin gesprekjes en heb het gezellig. De avond is lang, ik eet in de campingbar, eerst wat tapas en na het doesen een paella. En sluit alles af met een heerlijke Drambuie, waarvan ik maar niet begreep dat ze die in Frankrijk niet hadden. Het is Schots!!! Weer een mysterie opgelost. De porties digestief zijn hier ruim, de Drambuie gaat in een cognacbel en de venezolaanse dame (meisje van 15) achter de bar giet erg lang door, ik tel drie eenheden en roep met een grote grijns: "Stop maar!!!" Pff, moet ik dat allemaal opdrinken. De bar blijft tot 12 uur open, maar om 1 uur gaat pas echt al het licht uit, dan mogen we nog even op het terras achter zitten. Een jong duits stel wil graag de nacht vieren en nodigt me uit om wat met hen te kletsen. Het terras sluit ook, en op de grond bij het kantoortje van de beveiligingsbeamten zetten we het gesprek voort, we hebben nog een laatste drankje uit de bar weten mee te smokkelen. Juan en zijn compañero komen wat klieren en tot 2 uur hebben we een drietalig gesprek met z´n vijven. Het voelt alsof het vijf uur is. Ik herinner mij de nacht in Polleur met de belgen, na de EK finale. Blij dat het wat vroeger is kruip ik tevreden mijn tent in.
Donostia!
Sol calor mar. Caña paella albondigas. Viva la vida. Mañana el ciudad. Después? Pasado mañana! Hasta pronto tonto.
woensdag 30 juli 2008
Igeldo
dinsdag 29 juli 2008
29-7
Kuuroord Cambo. Grote weg enkel afdalen. Zee in neus. Vier het goede leven. Eten drinken aansterken.
maandag 28 juli 2008
Rie-pers
De gebroken low-rider heeft een rubbertje van de kapotte binnenband gekregen om de schokken te dempen zodat ik het irritante geluid van metaal op metaal niet hoor bij elke kuil en drempel. En die zijn er nogal in Frankrijk. Het geheel staat nu onder spanning met 2 aan elkaar gehaakte tie-wraps. Zit sinds 2 dagen na de kelder prima.
Gat in tas gerepareerd met het tape waarmee je alles kunt herstellen. Ben de naam even kwijt, 10 punten voor het juiste antwoord.
Vertekkend uit Luz, bemerkte ik op het prachtige fietspad langs de Gave, over het traject van de oorspronkelijke spoorlijn (14m denivellee sur 17km) dat de linker voortas, die van de breuk, wel erg ver naar buiten zwiepte. Boutje met bevestiging aan voorvork gebroken. Net na lunch ontdekt, nieuw boutje binnen kwartier weer op pad.
Nu speling in voorvork. Ga zo de fietsenmakerd eens bezoeken.
Gat in tas gerepareerd met het tape waarmee je alles kunt herstellen. Ben de naam even kwijt, 10 punten voor het juiste antwoord.
Vertekkend uit Luz, bemerkte ik op het prachtige fietspad langs de Gave, over het traject van de oorspronkelijke spoorlijn (14m denivellee sur 17km) dat de linker voortas, die van de breuk, wel erg ver naar buiten zwiepte. Boutje met bevestiging aan voorvork gebroken. Net na lunch ontdekt, nieuw boutje binnen kwartier weer op pad.
Nu speling in voorvork. Ga zo de fietsenmakerd eens bezoeken.
zondag 27 juli 2008
Mujeres o Chicas
Op haar buik ligt ze op een matje, omgeven door wat fleurige kussens, te lezen in een blaadje. Af en toe krast ze er met de pen wat in.
"Een boom met drie letters, laatse een 'o'", roept ze richting de zilvergrijze Citroen Picasso.
"Hoe kom je aan die 'o'?" klinkt er vanuit het interieur van de auto.
"Hoezo?"
"Nou, ik ken geen boom met een 'o' op het eind lieverd", een volle lach volgt.
Bij de achterkant van de auto verschijnt een forse vrouw, strakke zwarte legging, ruim vallend hemd, zwaar opgemaakt - vooral veel zwarte mascara - en met een brandende sigaret, die ze tussen twee vingertopjes lichtjes omklemt, in een hoek van haar mond.
"Nee hè, zou ik dan tweeletterige noot niet goed hebben?"
Ze richt zich op en kijkt even in mijn richting om dan snel haar hoofd de andere kant op te draaien. Geen groet, geen knik, geen blik. Ze doet alsof ik er niet ben.
Het gesprek tussen de twee gaat nog een tijdje door. Ik blijf hen volgen, liggend voor mijn tent. Ik eet en drink wat en lach om hun heen en weer gekwetter. Veel van de woorden gaan voor mij verloren, het lijkt wel op spaans maar ik vermoed dat ze nu een dialect spreken: ik versta amper iets. Af en toe wisselen ze bewust naar frans of engels en kijken dan heel even in mijn richting. De glimlach op mijn gezicht is vastgespijkerd, ik verander niets aan die uitdrukking. Op dit moment wil ik lekker bijkomen van de lange dag op de fiets. Hun gekwebbel is een welkome afleiding van mijn gedachten over vermoeidheid en de druk om iets te doen.
Achter mij klinkt een stem in hetzelfde dialect. Wat ik thuisbreng is dat het over mij gaat, voor mij kijken twee paar ogen heel even mijn richting op. De forse knikt vriendelijk, ik zeg "Hola". De vrouw die van de douches komt, beantwoord mijn groet. Ze lijkt wel wat op de forse, maar heeft een opener blik, duidelijk op de wereld om haar heen gericht. Uit haar manier van lopen leidt ik af dat ze zeer zelfbewust is. De aandacht van de drie vrouwen is weer bij elkaar. Ze lachen wat en kijken af en toe eens mijn kant op. Uit alles blijkt dat ze niet goed weten wat en of ze iets met mij moeten. We delen dat gevoel. Ik weet niet of ik nu wel zo'n zin heb in contact met deze dames, hoe spaans ze me ook lijken.
In mijn gedachten komen vragen over hun verhouding tot elkaar naar boven. De liggende met puzzelboekje zou de dochter van de forse kunnen zijn. En dan is de gedouchte mogelijk haar tante. Leuk, en waar zijn vader en oom dan? Zijn de dames samen op vakantie? Hoe lang zijn ze al hier, waar zijn ze al geweest? En wat zoeken ze in dit toeristische oord dat vooral voor pelgrims lijkt te zijn gemaakt? Ze doen me in niets denken aan lange afstandswandelaars, laat staan pelgrims. Ik zou ze eerder situeren in een overvolle badplaats. Oh ja, als je dat 'bad' eraf haalt dan ben je in St. Jean - een toeristisch oord - het klopt dus misschien toch wel en dan ben ík niet op de juiste plek.
Als ik mijn spullen bijelkaar veeg om voor het avondeten het dorp in te gaan, voegen zich nog twee dames bij het spaanse gezelschap. Een magere, lange blonde en een pezige, kleine donkere. Allebei kijken ze nieuwsgierig mijn kant op, de blonde met een open en vriendelijke blik, de pezige met een verlegen glimlach. We groeten elkaar vriendelijk, daar blijft het bij. Tot nog toe heb ik enkel éénmaal 'hola' gezegd, geen van hen heeft ook maar het idee dat ik veel meer spaans spreek en vooral ook versta dan daaruit kan worden opgemaakt. Inmiddels heb ik het vermoeden dat ze catalaans zijn, afgaand op de vele frans klinkende woorden in hun 'dialect'. Naar het dorp wandelend bedenk ik wat ik mis als ik geen contact met ze maak, en wat me weerhoud om een gesprekje met ze aan te knopen. Ik spreek tenslotte voldoende spaans om een grap te maken. Vermoedelijk zijn ze als ik terug kom uit het dorp nog wel op, spanjaarden gaan - net als ik - niet zo erg vroeg naar bed, zeker niet op vakantie. Inderdaad tref ik het groepje voor de tent aan als ik voldaan terug kom rond half elf. Ze hebben het gezellig en praten en lachen op luide toon. Eigenlijk ben ik wel moe genoeg om te gaan slapen, maar met dit lawaai naast mijn tent zal dat lastig worden. Nood is snel deugd en ik pak de halve fles wijn die ik nog heb erbij en ga in het gras liggen genieten van de lekker merlot en het vrolijke gekir van de dames.
De pezige kijkt regelmatig mijn kant op en glimlacht dan even. Ik glimlach terug. Het gesprek gaat af en toe duidelijk over mij, er klinken wat aanmoedigingen voor de pezige om mij aan te spreken. Ze doet - durft - het niet. Ik meet mij weer de pose van mysterieus glimlachende man aan, wat me prima afgaat hier op een paar meter afstand en in het donker. Totdat de pezige een fototoestel pakt en de donkere nacht doorklieft met een oogverblindende flits. Dat laat ik niet op me zitten en binnen een minuut heb ik ook en foto van haar gemaakt, wat zullen we nou krijgen! Uiteindelijk is haar wijnglas blijkbaar leeg genoeg en haar moed zodanig gegroeid dat ze mij ook durft aan te spreken. In gebroken engels, of ik soms versta wat ze zeggen. Het afgelopen uur heb ik welgeteld 381 keer het woord sex gehoord of iets wat daaraan verwant is. Ik antwoord in vloeiend spaans dat ik het niet spreek maar wel erg goed versta. Luid giechelend rollen de anderen over het gras. Het ijs is gebroken, we maken kennis, op afstand hoor ik hun namen, dat ze uit Barcelona komen, collega's zijn en een lang weekend vieren. De pezige - Lola (Dolores) - is de sportiefste. Ze liep eerder een stuk van de camino. Ze valt op door haar guitige kop en sportieve bouw, al ziet ze er nu wel erg vermoeid uit. Samen met de blonde - Mireilla - heeft ze vandaag de eerste etappe van 25 kilomter van de Camino gelopen. Ze hebben nu allebei wat last van hun voeten en benen. Mireilla heeft een prachtige schelp aan haar tasje hangen.
De wijn heeft ons aller stemming aardig opgezweept en we hebben zelf niet zo door dat het spreekvolume tot modaal spaanse hoogten is opgelopen. Een fransman van verderop komt op hoge toon verhaal halen. "Of de chorizo's hun bek willen houden, ze zijn niet thuis!". Ik ben de enige die het scheldwoord oppikt uit zijn tirade. Lichtelijk verbaasd maar ook verontwaardigd blijf ik even stil. De dames knikken dat ze stiller zullen doen. Mokkend en grommend druipt de fransman af. De dames lachen een beetje verontschuldigend, ze vinden het slechts vreemd dat ie zelf zoveel stampij maakt. Ze hadden gisteren ook al wat van hem te horen gekregen. Als ik weer wat bedaard ben - ik voelde me niet aangesproken maar mijn verontwaardiging was voldoende om de man de wind van voren te geven - vraag ik of ze verstonden wat ie zei. "Dat we stiller moeten zijn." Ik leg ze uit hoe fransen spanjaarden doorgaans noemen, ze moeten allemaal erg lachen. Ze beschouwen de man als zielig en snappen zelf ook wel dat ze luidruchtig zijn. Ik ben prettig verbaasd over de rust die ze uitstralen, het raakt ze niet dat anderen boos zijn. Ze hebben een gezonde onverschilligheid tegenover de wereld.
Waarschijnlijk om te voorkomen dat er straks nog meer mensen langskomen om te klagen, staan ze op en maken aanstalten om een wandeling te maken. Carmen - inmiddels door mij bestempeld als de 'aanvoerder' - stapt op me af en vraagt of ik meega. Ik vraag: "naar de disco?" "Ha, nee we gaan een stukje wandelen." "Waarheen?" Het cultuur verschil is duidelijk. Ze hoeven nergens heen, alleen hier even weg. We doen wat spanjaarden doen, en binnen een paar minuten staan we op een volledig verlaten pleintje in het dorp te praten. Het ziet er heel naturel uit, alsof ze dit elke dag doen. Voor mij voelt het onwennig, er is niemand op straat, alle cafe's en restaurants zijn dicht. Het is net half twaalf geweest, St. Jean is denk ik de doodste stad die ik op deze tocht aandeed. Met niets te drinken en te roken, en geen stoel om op te zitten of bar om aan te hangen ben ik niet helemaal op mijn gemak. Toch pas ik me snel aan, mijn spaansvaardigheid vordert per seconde, en voordat ik het weet ben ik in een heftige discussie over taal verwikkeld met Mireilla (de blonde) en Carmen. Mireilla is erg gedreven, Carmen soms wat rechtlijnig. Lola is erg stil - moe van al het glimlachen en knipogen - Toñi heeft niet zo'n zin in discussie en Ana luistert en geeft af en toe zeer kortaf commentaar, met een kwinkslag. Met Carmen had ik op de wandeling naar het dorpsplein een gesprekje over wie wie is in de groep, ze heeft veel aandacht en rust, wat mij helpt om mijn spaans module warm te laten draaien. We eindigen op de trappen voor de kerk en praten een half uurtje met elkaar. Het is prettig om opgenomen te zijn in deze groep en de verschillen te merken. Behalve met Toñi heb ik op de wandeling terug met elk nog een kort gesprekje. Carmen en Ana zijn zussen. Ik ben blij dat ik niets heb gezegd over mijn gedachten dat ze moeder en dochter kunnen zijn. Buiten Mireilla - die QA doet op autopanelen - werken ze allemaal in de textiel industrie, er gaat wat uitleg overheen voordat ik dat begrijp.
De volgende ochtend ben ik behoorlijk gesloopt. Tot een uur of vijf heeft een andere buurman zijn tv aangehad, hard genoeg om mij uit mijn slaap te houden. En daarbij ben ik wat beroerd van het bier, de Grand Marinier en de wijn van gisteravond. Misschien was het iets teveel na zo'n inspannende dag. Dan vergeet ik haast nog de kuil onder mijn tent. In mijn haast om gisteren het plekje naast de spaansen in te nemen was ik niet zo nauwkeurig met het waterpas plaatsen van mijn tent. Met een kuil precies onder mijn matje als resultaat. Wat betekende dat ik elk half uur van mijn matje schoof en daar weer wakker van werd. Maar ach je moet er wat voor over hebben om naast vijf spaanse schonen te staan en ik ben wel mooi met ze allemaal op stap geweest!
"Een boom met drie letters, laatse een 'o'", roept ze richting de zilvergrijze Citroen Picasso.
"Hoe kom je aan die 'o'?" klinkt er vanuit het interieur van de auto.
"Hoezo?"
"Nou, ik ken geen boom met een 'o' op het eind lieverd", een volle lach volgt.
Bij de achterkant van de auto verschijnt een forse vrouw, strakke zwarte legging, ruim vallend hemd, zwaar opgemaakt - vooral veel zwarte mascara - en met een brandende sigaret, die ze tussen twee vingertopjes lichtjes omklemt, in een hoek van haar mond.
"Nee hè, zou ik dan tweeletterige noot niet goed hebben?"
Ze richt zich op en kijkt even in mijn richting om dan snel haar hoofd de andere kant op te draaien. Geen groet, geen knik, geen blik. Ze doet alsof ik er niet ben.
Het gesprek tussen de twee gaat nog een tijdje door. Ik blijf hen volgen, liggend voor mijn tent. Ik eet en drink wat en lach om hun heen en weer gekwetter. Veel van de woorden gaan voor mij verloren, het lijkt wel op spaans maar ik vermoed dat ze nu een dialect spreken: ik versta amper iets. Af en toe wisselen ze bewust naar frans of engels en kijken dan heel even in mijn richting. De glimlach op mijn gezicht is vastgespijkerd, ik verander niets aan die uitdrukking. Op dit moment wil ik lekker bijkomen van de lange dag op de fiets. Hun gekwebbel is een welkome afleiding van mijn gedachten over vermoeidheid en de druk om iets te doen.
Achter mij klinkt een stem in hetzelfde dialect. Wat ik thuisbreng is dat het over mij gaat, voor mij kijken twee paar ogen heel even mijn richting op. De forse knikt vriendelijk, ik zeg "Hola". De vrouw die van de douches komt, beantwoord mijn groet. Ze lijkt wel wat op de forse, maar heeft een opener blik, duidelijk op de wereld om haar heen gericht. Uit haar manier van lopen leidt ik af dat ze zeer zelfbewust is. De aandacht van de drie vrouwen is weer bij elkaar. Ze lachen wat en kijken af en toe eens mijn kant op. Uit alles blijkt dat ze niet goed weten wat en of ze iets met mij moeten. We delen dat gevoel. Ik weet niet of ik nu wel zo'n zin heb in contact met deze dames, hoe spaans ze me ook lijken.
In mijn gedachten komen vragen over hun verhouding tot elkaar naar boven. De liggende met puzzelboekje zou de dochter van de forse kunnen zijn. En dan is de gedouchte mogelijk haar tante. Leuk, en waar zijn vader en oom dan? Zijn de dames samen op vakantie? Hoe lang zijn ze al hier, waar zijn ze al geweest? En wat zoeken ze in dit toeristische oord dat vooral voor pelgrims lijkt te zijn gemaakt? Ze doen me in niets denken aan lange afstandswandelaars, laat staan pelgrims. Ik zou ze eerder situeren in een overvolle badplaats. Oh ja, als je dat 'bad' eraf haalt dan ben je in St. Jean - een toeristisch oord - het klopt dus misschien toch wel en dan ben ík niet op de juiste plek.
Als ik mijn spullen bijelkaar veeg om voor het avondeten het dorp in te gaan, voegen zich nog twee dames bij het spaanse gezelschap. Een magere, lange blonde en een pezige, kleine donkere. Allebei kijken ze nieuwsgierig mijn kant op, de blonde met een open en vriendelijke blik, de pezige met een verlegen glimlach. We groeten elkaar vriendelijk, daar blijft het bij. Tot nog toe heb ik enkel éénmaal 'hola' gezegd, geen van hen heeft ook maar het idee dat ik veel meer spaans spreek en vooral ook versta dan daaruit kan worden opgemaakt. Inmiddels heb ik het vermoeden dat ze catalaans zijn, afgaand op de vele frans klinkende woorden in hun 'dialect'. Naar het dorp wandelend bedenk ik wat ik mis als ik geen contact met ze maak, en wat me weerhoud om een gesprekje met ze aan te knopen. Ik spreek tenslotte voldoende spaans om een grap te maken. Vermoedelijk zijn ze als ik terug kom uit het dorp nog wel op, spanjaarden gaan - net als ik - niet zo erg vroeg naar bed, zeker niet op vakantie. Inderdaad tref ik het groepje voor de tent aan als ik voldaan terug kom rond half elf. Ze hebben het gezellig en praten en lachen op luide toon. Eigenlijk ben ik wel moe genoeg om te gaan slapen, maar met dit lawaai naast mijn tent zal dat lastig worden. Nood is snel deugd en ik pak de halve fles wijn die ik nog heb erbij en ga in het gras liggen genieten van de lekker merlot en het vrolijke gekir van de dames.
De pezige kijkt regelmatig mijn kant op en glimlacht dan even. Ik glimlach terug. Het gesprek gaat af en toe duidelijk over mij, er klinken wat aanmoedigingen voor de pezige om mij aan te spreken. Ze doet - durft - het niet. Ik meet mij weer de pose van mysterieus glimlachende man aan, wat me prima afgaat hier op een paar meter afstand en in het donker. Totdat de pezige een fototoestel pakt en de donkere nacht doorklieft met een oogverblindende flits. Dat laat ik niet op me zitten en binnen een minuut heb ik ook en foto van haar gemaakt, wat zullen we nou krijgen! Uiteindelijk is haar wijnglas blijkbaar leeg genoeg en haar moed zodanig gegroeid dat ze mij ook durft aan te spreken. In gebroken engels, of ik soms versta wat ze zeggen. Het afgelopen uur heb ik welgeteld 381 keer het woord sex gehoord of iets wat daaraan verwant is. Ik antwoord in vloeiend spaans dat ik het niet spreek maar wel erg goed versta. Luid giechelend rollen de anderen over het gras. Het ijs is gebroken, we maken kennis, op afstand hoor ik hun namen, dat ze uit Barcelona komen, collega's zijn en een lang weekend vieren. De pezige - Lola (Dolores) - is de sportiefste. Ze liep eerder een stuk van de camino. Ze valt op door haar guitige kop en sportieve bouw, al ziet ze er nu wel erg vermoeid uit. Samen met de blonde - Mireilla - heeft ze vandaag de eerste etappe van 25 kilomter van de Camino gelopen. Ze hebben nu allebei wat last van hun voeten en benen. Mireilla heeft een prachtige schelp aan haar tasje hangen.
De wijn heeft ons aller stemming aardig opgezweept en we hebben zelf niet zo door dat het spreekvolume tot modaal spaanse hoogten is opgelopen. Een fransman van verderop komt op hoge toon verhaal halen. "Of de chorizo's hun bek willen houden, ze zijn niet thuis!". Ik ben de enige die het scheldwoord oppikt uit zijn tirade. Lichtelijk verbaasd maar ook verontwaardigd blijf ik even stil. De dames knikken dat ze stiller zullen doen. Mokkend en grommend druipt de fransman af. De dames lachen een beetje verontschuldigend, ze vinden het slechts vreemd dat ie zelf zoveel stampij maakt. Ze hadden gisteren ook al wat van hem te horen gekregen. Als ik weer wat bedaard ben - ik voelde me niet aangesproken maar mijn verontwaardiging was voldoende om de man de wind van voren te geven - vraag ik of ze verstonden wat ie zei. "Dat we stiller moeten zijn." Ik leg ze uit hoe fransen spanjaarden doorgaans noemen, ze moeten allemaal erg lachen. Ze beschouwen de man als zielig en snappen zelf ook wel dat ze luidruchtig zijn. Ik ben prettig verbaasd over de rust die ze uitstralen, het raakt ze niet dat anderen boos zijn. Ze hebben een gezonde onverschilligheid tegenover de wereld.
Waarschijnlijk om te voorkomen dat er straks nog meer mensen langskomen om te klagen, staan ze op en maken aanstalten om een wandeling te maken. Carmen - inmiddels door mij bestempeld als de 'aanvoerder' - stapt op me af en vraagt of ik meega. Ik vraag: "naar de disco?" "Ha, nee we gaan een stukje wandelen." "Waarheen?" Het cultuur verschil is duidelijk. Ze hoeven nergens heen, alleen hier even weg. We doen wat spanjaarden doen, en binnen een paar minuten staan we op een volledig verlaten pleintje in het dorp te praten. Het ziet er heel naturel uit, alsof ze dit elke dag doen. Voor mij voelt het onwennig, er is niemand op straat, alle cafe's en restaurants zijn dicht. Het is net half twaalf geweest, St. Jean is denk ik de doodste stad die ik op deze tocht aandeed. Met niets te drinken en te roken, en geen stoel om op te zitten of bar om aan te hangen ben ik niet helemaal op mijn gemak. Toch pas ik me snel aan, mijn spaansvaardigheid vordert per seconde, en voordat ik het weet ben ik in een heftige discussie over taal verwikkeld met Mireilla (de blonde) en Carmen. Mireilla is erg gedreven, Carmen soms wat rechtlijnig. Lola is erg stil - moe van al het glimlachen en knipogen - Toñi heeft niet zo'n zin in discussie en Ana luistert en geeft af en toe zeer kortaf commentaar, met een kwinkslag. Met Carmen had ik op de wandeling naar het dorpsplein een gesprekje over wie wie is in de groep, ze heeft veel aandacht en rust, wat mij helpt om mijn spaans module warm te laten draaien. We eindigen op de trappen voor de kerk en praten een half uurtje met elkaar. Het is prettig om opgenomen te zijn in deze groep en de verschillen te merken. Behalve met Toñi heb ik op de wandeling terug met elk nog een kort gesprekje. Carmen en Ana zijn zussen. Ik ben blij dat ik niets heb gezegd over mijn gedachten dat ze moeder en dochter kunnen zijn. Buiten Mireilla - die QA doet op autopanelen - werken ze allemaal in de textiel industrie, er gaat wat uitleg overheen voordat ik dat begrijp.
De volgende ochtend ben ik behoorlijk gesloopt. Tot een uur of vijf heeft een andere buurman zijn tv aangehad, hard genoeg om mij uit mijn slaap te houden. En daarbij ben ik wat beroerd van het bier, de Grand Marinier en de wijn van gisteravond. Misschien was het iets teveel na zo'n inspannende dag. Dan vergeet ik haast nog de kuil onder mijn tent. In mijn haast om gisteren het plekje naast de spaansen in te nemen was ik niet zo nauwkeurig met het waterpas plaatsen van mijn tent. Met een kuil precies onder mijn matje als resultaat. Wat betekende dat ik elk half uur van mijn matje schoof en daar weer wakker van werd. Maar ach je moet er wat voor over hebben om naast vijf spaanse schonen te staan en ik ben wel mooi met ze allemaal op stap geweest!
St. Jean Pied de Port
Haven voor voeten
St. Jean Pied de Port. Ik vertrek uit Oloron voor een tochtje van 50 km. Met een zware klim, de Col de Osquich, 5km waarvan 3 op en boven de 8%. Alsof je een derde van de Tourmalet met bagage opfietst. De eerste 25km gaan binnen anderhalf uur, beetje vlak langs een riviertje en zonder wind! De derde dag dat ik geen tegenwind heb deze tocht, een bijzondere ervaring. Bij vertrek en inpakken is het bloedheet, ook een nieuwe ervaring, ik zweet al liters voordat ik een meter heb gefietst. Wanneer ik opstap trekt het dicht en het fietst daarna heerlijk, prima omstandigheden en na 10km ook goed asfalt. En opeens ben ik weer thuis: Les Pays-Bas(que). Het landschap wordt iets glooiender, doet zwitsers aan. Prachtige rollende wegen, op en af, telkens met net genoeg snelheid om niet in het rood naar boven te hoeven trappen. Het voordeel van windloos rijden. In Mauleon moet ik er maar eens af, nog een paar km voor de klim en met eem te volle maag kom ik niet echt fijn naar boven. Aan het plein een grand cafe, rond lunchtijd niet zo zin in, want ik ga nu voor een kleine snack, snickers ofzo en een colaatje. En dan op de col ergens lunchen, heb alles bij me.
Ik rijd even een stukje terug, net na de brug stond een renfiets, en er tegenover een typisch spaans aandoend barretje met eetgelegenheid. Nors en een beetje onvriendelijk word ik ontvangen. Ik mag mijn bestelling tot 2 keer toe herhalen voordat uitermate traag en met duidelijke tegenzin het gevraagde voor me staat. Voel me niet echt welkom. Probeer even het ijs te breken: "Wie rijdt er in het geel?" Weer herhalen, het begint vervelend te worden. En dan duidelijk overdreven aangezet: "Weet ik niet, interesseert me niet, heb ik geen tijd voor." Ik laat het erbij en werp een blik op het breedbeeldscherm, de tour staat op. Daarna verdiep ik me maar in het plaatselijk nieuws en bekijk de sportpagina. Aha Sastre, da's geen fransman...
Wanneer ik wil afrekenen, er is geen enkele reden hier nog langer te blijven, komt er een vraagje: "Waar ga je naar toe met die fiets?" Als ik uitleg dat ik van Nederland naar de Pyreneen fiets en de Tourmalet al heb gereden en nu nog naar Baskenland ga, verandert de stemming achter de bar als een donderslag bij heldere hemel. Opeens uitermate geinteresseerd en de vriendelijkheid zelve. Dat het hem aangenaam is dat ik zijn tentje aandoe en of ik nog eens terugkom, enozoverder enzozever. Ik val van mijn kruk van verbazing, leg het geld op de bar, pak snel mijn spullen en sta buiten even na te hijgen van een lichte neiging tot kokhalzen. Hypocrisie ten top. Wanneer ik voorbij de deur fiets volgt er nog een vriendelijke handgroet, ik zwaai net iets te dwangmatig terug.
De ontvangst gisteren in de bar waar ik was leek hier een beetje op, totaal ongeinteresseerd personeel, zelfs bij een vraag of een opmerling amper reactie. Zal het aan de streek liggen? Is dit weer een voorbeeld van gedrag bepaald door context? Ik sla de voorbeelden op, om later hier nog eens over na te denken. Voor nu moet er gefietst worden en stevig ook. Een paar km later begint de klim. De zon is doorgebroken en het is heet, heel heet. Elke kilometer een bordje, zoals op de tourmalet. De eerste kilometer duurt lang, heel lang. Elke volgende gaat het beter, ik stop vaak, zowat elke kilometer. Niet vanwege ademtekort, na de hoogte stage hijg ik hier op deze berg niet eens, zoveel lucht heb ik over, zou makkelijk een conversatie kunnen voeren, als er maar iemand was om, tegenaan te kletsen. Het is eenzaam hier in de hitte zwoegend op deze puist tussen alla anderen. Tot in de verte reiken de toppen, overal is het steil en hoog. Bij kilometer drie komt het zwaarste stuk, altijd vlak voor het eind, wanneer de krachten al bijna verspeeld zijn. Inmiddels is duidelijk dat ik voor de top niet ga lunchen. En dan eindelijk kilometer 4, vanaf nu gemiddeld minder dan 1%.
Boven is er eigenlijk niet veel van een top te zien, meer een zadeltje, omhoog, omlaag en nog even omhoog. Daarna de afdaling. Ik stop meteen na de top bij het restaurant, drink 2 cola's, van die grote van 33cl (prijs EU 2.10 per stuk). En praat even met een hollandsche familie, waarvan de vrouw het maar wat griezelig vindt als ik vertel dat ik al bijna 5 weken alleen op pad ben. Even na hen vertrek ik om een lunchplekje te zoeken. Na een kilometer ben ik op de daadwerkelijke col, met ruim 50 per uur raas ik een bankje met uitzicht voorbij, te laat gezien. Naar beneden gaat het nu soms met 60 per uur, heerlijk! Wat is fietsen toch leuk. Nog wat kleine dorpjes en dan Bunus, waar de geplande camping is. Ik vlieg er voorbij en bedenk dat St Jean maar te halen moet zijn. Er is een fietsenmaker en ik twijfel al een paar dagen over speling in het balhoofd. En die sleutels heb ik bewust niet bij me. En dan neem ik morgen meteen een dag vrijaf.
Links een klein landweggetje en ik ga op zoek naar schaduw. Hier en al vanaf Mauleon, gras landschap, weinig bomen. En het is heet. Nog minstens een half uur bevecht ik de honger, hitte en vermoeidheid om dan in de schaduw van een eeuwenoude eik, naast een veld met schapen, aan de kant van de weg mijn lunch te doen. Net na vieren. Het smaakt allemaal goed en ik blijf wat langer zitten, er volgen nog wat klimmetjes, ook over de grote weg, en ik wil enigszins fris blijven. Veel sneller dan verwacht nader ik St. Jean, kwart voor zes rijd ik het dorpje binnen. Een soort van Valkenburg, helaas dus toch. Dan kost het me een half uur om de camping te vinden. Het route boekje is vaag, ter plaatse staan misschien wel bordjes, maar ik zie ze niet, ze staan in de andere richting. Ik vraag het een keer en rijd dan buiten de stadsmuur om er net voorbij. In een afdaling op een landweggetje nog maar eens vragen. Ja ik ben te ver, maar waar precies weten ze niet. Ik keer om, de site de loisirs is het duidelijk niet, "defense de entrer". Nog maar eens vragen. En ja hoor het ligt BINNEN de stadsmuren. (da's inderdaad ook bij de stadmuur). Kwart over zes, ik ga staan waar ik wil, zo'n camping is het dus en zoek een plekje nabij de douches, naast een spaans kenteken. Twee dames liggen/hangen naast een grote tent en zeggen wel gedag en glimmachen maar daar bijft het bij. Ik installeer, douche, was en ga dan in het dorp wat eten en drinken.
wordt vervolgd
Ik rijd even een stukje terug, net na de brug stond een renfiets, en er tegenover een typisch spaans aandoend barretje met eetgelegenheid. Nors en een beetje onvriendelijk word ik ontvangen. Ik mag mijn bestelling tot 2 keer toe herhalen voordat uitermate traag en met duidelijke tegenzin het gevraagde voor me staat. Voel me niet echt welkom. Probeer even het ijs te breken: "Wie rijdt er in het geel?" Weer herhalen, het begint vervelend te worden. En dan duidelijk overdreven aangezet: "Weet ik niet, interesseert me niet, heb ik geen tijd voor." Ik laat het erbij en werp een blik op het breedbeeldscherm, de tour staat op. Daarna verdiep ik me maar in het plaatselijk nieuws en bekijk de sportpagina. Aha Sastre, da's geen fransman...
Wanneer ik wil afrekenen, er is geen enkele reden hier nog langer te blijven, komt er een vraagje: "Waar ga je naar toe met die fiets?" Als ik uitleg dat ik van Nederland naar de Pyreneen fiets en de Tourmalet al heb gereden en nu nog naar Baskenland ga, verandert de stemming achter de bar als een donderslag bij heldere hemel. Opeens uitermate geinteresseerd en de vriendelijkheid zelve. Dat het hem aangenaam is dat ik zijn tentje aandoe en of ik nog eens terugkom, enozoverder enzozever. Ik val van mijn kruk van verbazing, leg het geld op de bar, pak snel mijn spullen en sta buiten even na te hijgen van een lichte neiging tot kokhalzen. Hypocrisie ten top. Wanneer ik voorbij de deur fiets volgt er nog een vriendelijke handgroet, ik zwaai net iets te dwangmatig terug.
De ontvangst gisteren in de bar waar ik was leek hier een beetje op, totaal ongeinteresseerd personeel, zelfs bij een vraag of een opmerling amper reactie. Zal het aan de streek liggen? Is dit weer een voorbeeld van gedrag bepaald door context? Ik sla de voorbeelden op, om later hier nog eens over na te denken. Voor nu moet er gefietst worden en stevig ook. Een paar km later begint de klim. De zon is doorgebroken en het is heet, heel heet. Elke kilometer een bordje, zoals op de tourmalet. De eerste kilometer duurt lang, heel lang. Elke volgende gaat het beter, ik stop vaak, zowat elke kilometer. Niet vanwege ademtekort, na de hoogte stage hijg ik hier op deze berg niet eens, zoveel lucht heb ik over, zou makkelijk een conversatie kunnen voeren, als er maar iemand was om, tegenaan te kletsen. Het is eenzaam hier in de hitte zwoegend op deze puist tussen alla anderen. Tot in de verte reiken de toppen, overal is het steil en hoog. Bij kilometer drie komt het zwaarste stuk, altijd vlak voor het eind, wanneer de krachten al bijna verspeeld zijn. Inmiddels is duidelijk dat ik voor de top niet ga lunchen. En dan eindelijk kilometer 4, vanaf nu gemiddeld minder dan 1%.
Boven is er eigenlijk niet veel van een top te zien, meer een zadeltje, omhoog, omlaag en nog even omhoog. Daarna de afdaling. Ik stop meteen na de top bij het restaurant, drink 2 cola's, van die grote van 33cl (prijs EU 2.10 per stuk). En praat even met een hollandsche familie, waarvan de vrouw het maar wat griezelig vindt als ik vertel dat ik al bijna 5 weken alleen op pad ben. Even na hen vertrek ik om een lunchplekje te zoeken. Na een kilometer ben ik op de daadwerkelijke col, met ruim 50 per uur raas ik een bankje met uitzicht voorbij, te laat gezien. Naar beneden gaat het nu soms met 60 per uur, heerlijk! Wat is fietsen toch leuk. Nog wat kleine dorpjes en dan Bunus, waar de geplande camping is. Ik vlieg er voorbij en bedenk dat St Jean maar te halen moet zijn. Er is een fietsenmaker en ik twijfel al een paar dagen over speling in het balhoofd. En die sleutels heb ik bewust niet bij me. En dan neem ik morgen meteen een dag vrijaf.
Links een klein landweggetje en ik ga op zoek naar schaduw. Hier en al vanaf Mauleon, gras landschap, weinig bomen. En het is heet. Nog minstens een half uur bevecht ik de honger, hitte en vermoeidheid om dan in de schaduw van een eeuwenoude eik, naast een veld met schapen, aan de kant van de weg mijn lunch te doen. Net na vieren. Het smaakt allemaal goed en ik blijf wat langer zitten, er volgen nog wat klimmetjes, ook over de grote weg, en ik wil enigszins fris blijven. Veel sneller dan verwacht nader ik St. Jean, kwart voor zes rijd ik het dorpje binnen. Een soort van Valkenburg, helaas dus toch. Dan kost het me een half uur om de camping te vinden. Het route boekje is vaag, ter plaatse staan misschien wel bordjes, maar ik zie ze niet, ze staan in de andere richting. Ik vraag het een keer en rijd dan buiten de stadsmuur om er net voorbij. In een afdaling op een landweggetje nog maar eens vragen. Ja ik ben te ver, maar waar precies weten ze niet. Ik keer om, de site de loisirs is het duidelijk niet, "defense de entrer". Nog maar eens vragen. En ja hoor het ligt BINNEN de stadsmuren. (da's inderdaad ook bij de stadmuur). Kwart over zes, ik ga staan waar ik wil, zo'n camping is het dus en zoek een plekje nabij de douches, naast een spaans kenteken. Twee dames liggen/hangen naast een grote tent en zeggen wel gedag en glimmachen maar daar bijft het bij. Ik installeer, douche, was en ga dan in het dorp wat eten en drinken.
wordt vervolgd
zaterdag 26 juli 2008
Oloron
Zaterdag Oloron bereikt. Eindpunt route. Morgen nieuw plan. Echte klimmen op het eind: > 15%. Slechte nacht door dorps jeugd...
vrijdag 25 juli 2008
Dag 31
Een maand onderweg en nog geen flow. Vannacht zware dip. Volharding fenomenaal. Ontmoet 100 cols, stel 2e maal. N 43 12.247 W 0 15.728
woensdag 23 juli 2008
Luz sans neige
Luz St. Saveur, mondain wintersportplaatsje, zonder hoogbouw, met heel veel campings en chaletjes (sta caravans zonder wielen). Druk, ook nu in de zomer, want dit is wel ongeveer het middelpunt van de franse pyreneen. De Tourmalet over en je zit op de pasweg naar Barcelona, of de andere kant eerst Campan en dan Bagneres de Bigorre. Het laatste een redelijke plaats, ook al bekend van de grote toer de frans.
Gisteren om 7u opstaan met een missie, uitgebreide voorbereiding en langzaamaan om in opperste concentratie voor te bereiden op de lange klim die wacht. Niet zo lang als de Ventoux, nu en hier zocht ik de overnacht plek zorgvuldig uit: net na het dorp om zo de "eigenlijke" klim van de Tourmalet voor me te hebben. Iets meer dan 17km. Met elke kilometer een bordje met de hoogte, afstand tot de top en gemiddeld stijginspercentage voor de voglende kilometer, soms een bemoedigende 7% maar hier en daar een zucthverwekkende 9%. En bij die laatste steeds ook stukjes van 11% en meer.
Ik vertrek in de kilte van de ochtendschaduw die de berg vooruit werpt. Ver voor en boven mij straalt de zon af van de groenbegroeide hellingen. Het ziet er daar nu nog "sound of music"-achtig lieflijk uit. De eerste kilometer gaat best goed, in een laag tempo probeer ik mezelf warm te rijden. De maag gevuld met kiwi, banaan en appel en een paar slokken water. In de tas aan de bagagedrager de nodige proviand, en in de bidonhouders ruim drie liter, voor elk uur 1. Vandaag ga ik het verstandig aan doen, geen demarrages, niet teveel staan in de pedalen, gewoon rustig omhoog rijden, het duurt zo lang het duurt.
Ik verwacht snel in Bareges te zijn, het laatste dorp voordat de eenzaamheid van de grote berg aanvangt en de fietser echt op zichzelf is aangewezen. Maar in tegenstelling tot de Ventoux vanuit Malaucene is dat hier een farce, na tienen razen de autos in een redelijke stoet aan me voorbij omhoog, bijna allen ruim een meter uitwijkend (zoals bevolen op het bordje onderaan de berg) en soms met een lage brom achter mij inhoudend om tegenliggers de ruimte te gunnen. Het is druk, ook met fietsers. Wanneer Bareges maar op zich laat wachten, bij de beloofde 5km nog niets van het dorp te zien, en ik het na drie kwartier klimmen nog steeds fris heb, stop ik even voor wat mondvoorraad en om de lange pijpen onder mijn fietsbroek aan te doen. Meteen hierna fiets ik makkelijker, mijn kouwe kuiten verdragen het niet om voluit belast te worden. Bareges dient zich aan met een paar haarspelden en even geniet ik van de dorpse drukte en geluiden. Zoek een excuus in postzegels kopen om weer te kunnen stoppen, maar het postkantoor is opgeheven. De bedoelingen van boven zijn me duidelijk: doorfietsen is nu het devies!
Na Bareges is de weg erg steil, de GPS zegt 12m/m bij 6km per uur. Dat is 12 procent, pfft. Ik stop nog een keer voor wat foto's, pauzeer nu wat vaker, gewoon omdat ik geen zin heb om total loss boven te komen. Net na 1400m is er het ski station, nu een verlaten parkeerplaats en wat voor dood staande skiliften, hier en daar een auto van wandelaars. Een bocht naar rechts en ik fiets met het riviertje op dat ook langs de camping stroomt. Ik sta daar op de beste plek, naast het rivertje, ongeveer 40 vierkante meter groen gras en helemaal in de uiterste rustigste hoek van de camping. Dat kostte me even wat geduld maandag, want bij aankomst keek de kampmevrouw alsof er voor mij en mijn pieptentje geen plaatsje was. We gingen samen wel even kijken. Het eerste was tussen caravans, scheef en met kapot gereden gras. Ik keek niet al te blij, maar zei wel dat het ok was. Toen bedacht ze dat mijn huidige plek ook nog vrij was. Dat was nadat ik haar vroeg hoe het seizoen tot zover was verlopen en hoe het toch kon dat het niet echt druk is op de campings in frankrijk. Het ijs was gebroken.
Aan de andere kant van het riviertje loopt hoog erboven een weg. Steil. Ik verwacht dat ik daar straks ook fiets, maar hoe ga ik daar komen? Het antwoord volgt snel: een bruggetje, de tuin met bijzondere planten en de weg gaat weer steiler omhoog en kronkelt nu langs de bergwand. Het wordt almaar drukker, na tienen, om de honderd meter een of meerdere fietsers. De groepjes vallen ook snel uiteen nu. Hier schijnt de zon fel en is de hoge begroeiing verdwenen. Geen schaduw van de bergwand meer. De hitte valt mee, hierboven is het nog steeds fris. De zon prikt echter fel en irriteert mijn ogen. De zonnebril gaat weer op. Dat duurt maar even totdat het zweet van mijn voorhoofd straaltjes op het glas veroorzaakt en mijn uitzicht beperkt, dan maar weer af.
Wanneer andere fietser passeren volgt er vaak een kort bonjour. Iedereen, hijgt steunt en kreunt. Ik niet, ik rijd zo licht en rustig dat het net geen pijn doet. Het is zwaar, maar draaglijk. Een man met de gestalte van 't olifantje komt naast me rijden. Ook kale kop, op race fiets. "Zwaar he" roept ie. Ik zeg dat het wel gaat, dat het vooral lang duurt. Hij beaamt: "'t is wel ver". Nog iets minder dan 7 kilometer. Net bij de plantentuin stopte ik even voor een hapje en drankje. Op een rotsje boven mij, man en vrouw bij auto, schoenen wisselend voor een stevige wandeling. Zij scheldend, ze kon iets niet vinden, en manlief kreeg het voor zijn kiezen. Hij moest lachen. Ik keek omhoog, en lachte mee. Haar blik vol toorn raakte de mijne. Oeps, ze had al een ander slachtoffer van haar woede op het oog. Ik lachte harder en riep, "bonjour, mooi weertje niet?" en keek maar niet naar haar man, bang dat we het dan allebei zouden uitproesten. Bij mijn vertrek sprak hij me glimlachend aan -het begrip was wederzijds- "gaat ie goed? Nog een kilometer of zeven, he? Zet 'm op, fijne dag". Wens hem met een grote grijns ook een fijne dag en stap weer op.
'Pantani' geeft wat gas wanneer een andere renner ons voorbij komt. Hij haakt een honder meter aan, maar moet dan lossen. Tot aan de top rijden we vlak achter elkaar, voor mij een mooi mikpunt. Er volgen nu vele korte bochtjes, een haarspeld, en het stijgen gaat op en af, tussen de 5 en de 14 procent. Vermoeiend, maar ik ben warm en houd mijn tempo constant, af en toe even uit het zadel en met slim schakelen weet ik mijn ademhaling te reguleren. Vanaf 1500 meter is het duidelijk merkbaar dat het zuurstof gehalte te laag is voor de gewone op zeenivo levende mens. De luchtdruk is gedaald tot onder de 800millibar. Al even is het condenseren van mijn adem opgehouden, wat betekent dat de temperatuur is gestegen, onmerkbaar want ik heb het warm van de inspanning, en toch voelen mijn handen nog koud aan.
Hier in deze kortere bochten is het file rijden. De weg is steeds smaller geworden en de autos kunnen nog maar net de fietsers passeren. Elke tegenligger, fietser of auto zorgt voor een lint van auto's en fietsers van beide kanten. Rechts van mij lijkt het ravijn te lonken. Ik ga nog wat meer op het midden van de weg rijden. Blijkbaar is de fietser hier koning, ik heb nog geen enkele calxon gehoord. De laatste kilometer, hier is het nog even echt steil, 1 bochtje nog en daar verderop moet het zijn. Op de weg in het groot staat 1000 gekalkt. Aftellen nu. Bij 800 kom ik nog amper vooruit, juist nu de tank al bijna leeg is, komt het steilste stuk, daar waar ook de zuurstof beperkt aanwezig is. Hier komt het erop aan. Pantani voor me, auto's hortend achter me. Ik geef ruimte bij de bocht en kies dan weer het midden van de weg. Even staan, aanzetten en zitten. Pas nu na 17km zet ik vol aan, de druk in mijn kuiten neemt toe tot maximaal en ik hijg uit volle borst. Het doet pijn in mijn keel, mijn luchtpijp lijkt open te scheuren zo schuurt de ijle droge lucht de slijmvliezen. Ik zie een souvenirsshop links voor me, ik moet er haastr zijn, maar zie niets van de top. Een bocht naar rechts, ik zwenk en val bijna, de helling is eruit en mijn benen draaien lucht. Het bordje is het bewijs, vol ongeloof lees ik: "Col du Tourmalet 2115m".
Gisteren om 7u opstaan met een missie, uitgebreide voorbereiding en langzaamaan om in opperste concentratie voor te bereiden op de lange klim die wacht. Niet zo lang als de Ventoux, nu en hier zocht ik de overnacht plek zorgvuldig uit: net na het dorp om zo de "eigenlijke" klim van de Tourmalet voor me te hebben. Iets meer dan 17km. Met elke kilometer een bordje met de hoogte, afstand tot de top en gemiddeld stijginspercentage voor de voglende kilometer, soms een bemoedigende 7% maar hier en daar een zucthverwekkende 9%. En bij die laatste steeds ook stukjes van 11% en meer.
Ik vertrek in de kilte van de ochtendschaduw die de berg vooruit werpt. Ver voor en boven mij straalt de zon af van de groenbegroeide hellingen. Het ziet er daar nu nog "sound of music"-achtig lieflijk uit. De eerste kilometer gaat best goed, in een laag tempo probeer ik mezelf warm te rijden. De maag gevuld met kiwi, banaan en appel en een paar slokken water. In de tas aan de bagagedrager de nodige proviand, en in de bidonhouders ruim drie liter, voor elk uur 1. Vandaag ga ik het verstandig aan doen, geen demarrages, niet teveel staan in de pedalen, gewoon rustig omhoog rijden, het duurt zo lang het duurt.
Ik verwacht snel in Bareges te zijn, het laatste dorp voordat de eenzaamheid van de grote berg aanvangt en de fietser echt op zichzelf is aangewezen. Maar in tegenstelling tot de Ventoux vanuit Malaucene is dat hier een farce, na tienen razen de autos in een redelijke stoet aan me voorbij omhoog, bijna allen ruim een meter uitwijkend (zoals bevolen op het bordje onderaan de berg) en soms met een lage brom achter mij inhoudend om tegenliggers de ruimte te gunnen. Het is druk, ook met fietsers. Wanneer Bareges maar op zich laat wachten, bij de beloofde 5km nog niets van het dorp te zien, en ik het na drie kwartier klimmen nog steeds fris heb, stop ik even voor wat mondvoorraad en om de lange pijpen onder mijn fietsbroek aan te doen. Meteen hierna fiets ik makkelijker, mijn kouwe kuiten verdragen het niet om voluit belast te worden. Bareges dient zich aan met een paar haarspelden en even geniet ik van de dorpse drukte en geluiden. Zoek een excuus in postzegels kopen om weer te kunnen stoppen, maar het postkantoor is opgeheven. De bedoelingen van boven zijn me duidelijk: doorfietsen is nu het devies!
Na Bareges is de weg erg steil, de GPS zegt 12m/m bij 6km per uur. Dat is 12 procent, pfft. Ik stop nog een keer voor wat foto's, pauzeer nu wat vaker, gewoon omdat ik geen zin heb om total loss boven te komen. Net na 1400m is er het ski station, nu een verlaten parkeerplaats en wat voor dood staande skiliften, hier en daar een auto van wandelaars. Een bocht naar rechts en ik fiets met het riviertje op dat ook langs de camping stroomt. Ik sta daar op de beste plek, naast het rivertje, ongeveer 40 vierkante meter groen gras en helemaal in de uiterste rustigste hoek van de camping. Dat kostte me even wat geduld maandag, want bij aankomst keek de kampmevrouw alsof er voor mij en mijn pieptentje geen plaatsje was. We gingen samen wel even kijken. Het eerste was tussen caravans, scheef en met kapot gereden gras. Ik keek niet al te blij, maar zei wel dat het ok was. Toen bedacht ze dat mijn huidige plek ook nog vrij was. Dat was nadat ik haar vroeg hoe het seizoen tot zover was verlopen en hoe het toch kon dat het niet echt druk is op de campings in frankrijk. Het ijs was gebroken.
Aan de andere kant van het riviertje loopt hoog erboven een weg. Steil. Ik verwacht dat ik daar straks ook fiets, maar hoe ga ik daar komen? Het antwoord volgt snel: een bruggetje, de tuin met bijzondere planten en de weg gaat weer steiler omhoog en kronkelt nu langs de bergwand. Het wordt almaar drukker, na tienen, om de honderd meter een of meerdere fietsers. De groepjes vallen ook snel uiteen nu. Hier schijnt de zon fel en is de hoge begroeiing verdwenen. Geen schaduw van de bergwand meer. De hitte valt mee, hierboven is het nog steeds fris. De zon prikt echter fel en irriteert mijn ogen. De zonnebril gaat weer op. Dat duurt maar even totdat het zweet van mijn voorhoofd straaltjes op het glas veroorzaakt en mijn uitzicht beperkt, dan maar weer af.
Wanneer andere fietser passeren volgt er vaak een kort bonjour. Iedereen, hijgt steunt en kreunt. Ik niet, ik rijd zo licht en rustig dat het net geen pijn doet. Het is zwaar, maar draaglijk. Een man met de gestalte van 't olifantje komt naast me rijden. Ook kale kop, op race fiets. "Zwaar he" roept ie. Ik zeg dat het wel gaat, dat het vooral lang duurt. Hij beaamt: "'t is wel ver". Nog iets minder dan 7 kilometer. Net bij de plantentuin stopte ik even voor een hapje en drankje. Op een rotsje boven mij, man en vrouw bij auto, schoenen wisselend voor een stevige wandeling. Zij scheldend, ze kon iets niet vinden, en manlief kreeg het voor zijn kiezen. Hij moest lachen. Ik keek omhoog, en lachte mee. Haar blik vol toorn raakte de mijne. Oeps, ze had al een ander slachtoffer van haar woede op het oog. Ik lachte harder en riep, "bonjour, mooi weertje niet?" en keek maar niet naar haar man, bang dat we het dan allebei zouden uitproesten. Bij mijn vertrek sprak hij me glimlachend aan -het begrip was wederzijds- "gaat ie goed? Nog een kilometer of zeven, he? Zet 'm op, fijne dag". Wens hem met een grote grijns ook een fijne dag en stap weer op.
'Pantani' geeft wat gas wanneer een andere renner ons voorbij komt. Hij haakt een honder meter aan, maar moet dan lossen. Tot aan de top rijden we vlak achter elkaar, voor mij een mooi mikpunt. Er volgen nu vele korte bochtjes, een haarspeld, en het stijgen gaat op en af, tussen de 5 en de 14 procent. Vermoeiend, maar ik ben warm en houd mijn tempo constant, af en toe even uit het zadel en met slim schakelen weet ik mijn ademhaling te reguleren. Vanaf 1500 meter is het duidelijk merkbaar dat het zuurstof gehalte te laag is voor de gewone op zeenivo levende mens. De luchtdruk is gedaald tot onder de 800millibar. Al even is het condenseren van mijn adem opgehouden, wat betekent dat de temperatuur is gestegen, onmerkbaar want ik heb het warm van de inspanning, en toch voelen mijn handen nog koud aan.
Hier in deze kortere bochten is het file rijden. De weg is steeds smaller geworden en de autos kunnen nog maar net de fietsers passeren. Elke tegenligger, fietser of auto zorgt voor een lint van auto's en fietsers van beide kanten. Rechts van mij lijkt het ravijn te lonken. Ik ga nog wat meer op het midden van de weg rijden. Blijkbaar is de fietser hier koning, ik heb nog geen enkele calxon gehoord. De laatste kilometer, hier is het nog even echt steil, 1 bochtje nog en daar verderop moet het zijn. Op de weg in het groot staat 1000 gekalkt. Aftellen nu. Bij 800 kom ik nog amper vooruit, juist nu de tank al bijna leeg is, komt het steilste stuk, daar waar ook de zuurstof beperkt aanwezig is. Hier komt het erop aan. Pantani voor me, auto's hortend achter me. Ik geef ruimte bij de bocht en kies dan weer het midden van de weg. Even staan, aanzetten en zitten. Pas nu na 17km zet ik vol aan, de druk in mijn kuiten neemt toe tot maximaal en ik hijg uit volle borst. Het doet pijn in mijn keel, mijn luchtpijp lijkt open te scheuren zo schuurt de ijle droge lucht de slijmvliezen. Ik zie een souvenirsshop links voor me, ik moet er haastr zijn, maar zie niets van de top. Een bocht naar rechts, ik zwenk en val bijna, de helling is eruit en mijn benen draaien lucht. Het bordje is het bewijs, vol ongeloof lees ik: "Col du Tourmalet 2115m".
dinsdag 22 juli 2008
Aan de top!
11.45u top Tourmalet. Koude wind. Met ervaring rustig aan. Viel mee. 6.7avs 16.2max 2.37.16h 17.6km 1336m^ Even genieten dan knallen.
maandag 21 juli 2008
Esterre
Aan de voet van zomaar een bergje. In de zon op het terras zoals Herman.
Luz St. Saveur, een wintersportplaatsje en zomers vol met wandelaars en fietsfanaten die hier komen voor 1 van de 5 zwaarste klims in Frankrijk. Camping net iets hoger boven 800m. Bracht mijn bagage niet eerder fietsend zo hoog. Stats: 1830,8km en 12,118 km elevatie. Veel uren op de fiets en heel veel doorzetten. Doel is bereikt.
Ga alleen nog wel even omhoog. Ben hier nu toch.
Luz St. Saveur, een wintersportplaatsje en zomers vol met wandelaars en fietsfanaten die hier komen voor 1 van de 5 zwaarste klims in Frankrijk. Camping net iets hoger boven 800m. Bracht mijn bagage niet eerder fietsend zo hoog. Stats: 1830,8km en 12,118 km elevatie. Veel uren op de fiets en heel veel doorzetten. Doel is bereikt.
Ga alleen nog wel even omhoog. Ben hier nu toch.
zondag 20 juli 2008
Dag 26, Etappe 23
Lourdes 97.1km 731m^ Vorstelijk en gratis geslapen. Pireneos bereikt. Morgen Bernadette's bron en voet Tourmalet. Hult zich in nevelen.
Kasteelheer Bruce
Zaterdag ochtend een heerlijke tocht langs het kanaal langs de Garonne, daarna wat klimmetjes, redelijk te doen. Het werd warmer en warmer en na de lunch om half drie wilde ik eigenlijk alleen nog maar liggen. Het schema gaf aan dat ik nog maar net over de helft was, dus nog door naar Castera Verduzan zou rijden, ik had vrijdag immers een heerlijke rustdag gedaan in het waterdorp Moissac. Lekker lunchen, en daarbij bedenken hoe goed ik het toch wel niet heb, dat ik hier zomaar kan genieten van een stoel op een terras, een colaatje en een verukkelijke exotische salade. Patrick, de australier die 6 mnd. in Londen werkte en nu van Parijs naar Barcelona wil fietsen, komt nog even aanwaaien. Ik bied 'm niets aan, heb nu even behoefte aan rust en hij praat honderduit over het fantastische avontuur dat ie beleeft. 's Avonds op de camping spot ik 'm al vroeg met een grote fles wijn waar nog een bodempje in rest, waggelend naar z'n tent.
In Moissac ook nog even het zwembad geprobeerd, de baantjes waren rondjes, ongeveer 10 meter. Vroeg naar bed en zaterdag bij het wakker worden een beetje zin om te fietsen. De laatste week staat het me meer en meer tegen. Het weer is erg veranderlijk, ik heb moeie benen, en al meer dan een week diarree. En toch fiets ik door. En zaterdag is dat zeker in het begin belonend. Tot ik na de lunch een inzinking krijg, het wil niet, de wegen zijn stil en saai, er zijn veel auto's op de weg die mij op hoge snelheid passeren - merendeel NL - en het is heet, heter dan ik nu verdraag. In een klim wordt ik dan ook nog eens aangevallen door een hond, ik fiets 'm niet los, maar schreeuw zo hard ik kan. Wanneer hij teruggeroepen is door z'n baasjes, die ipv verontschuldiging mij verontwaardigd naroepen dat ik niet zo'n drukte moet maken, controleer ik of m'n bagage niet is aangebeten, zelf heb ik alleen schrik.
Vlak voor het centrum van Lectoure stop ik in de schaduw in een zijstraatje, om bij te komen en plan te maken. 4 km van hier is een camping, dan is de etappe vandaag 56km. Er komt een stel de heuvel opgereden en stopt hijgend voor me. We kletsen wat, zij doen de 100 cols tocht, die staat hoog op mijn lijstje van dingen om te doen. Het is gezellig en ik monter zienderogen op. Vlak na hen rijd ik ook door, ik heb weer wat nieuwe courage gevonden. Het is voor vier uur, nog ruim tijd om de 30km naar Castera te doen. In de snelle brede afdaling merk ik bij het rechtsafslaan te laat de hobbel in de weg op - een van de zovele matig uitgevoerde reparaties aan het franse wegdek (de toestand van de binnenwegen in frankrijk is erbarmelijk) - probeer er zonder te remmen en al sturende heel overheen te komen. "Beng, grrrr, schschsch" Ik vermoed een waterfles die achtermij over het asfalt schuift. Kijk om: het is de tas, verdomme de tas is los gekomen! Onmogelijk lijkt me; maar het is toch gebeurd... Ik rem keihard, kom net voor de voorangsweg tot stilstand en zie dat de tas ook netjes voor de streep stopt, links rechts links kijkt en dan z'n weg naar rechts vervolgt. Ik pak 'm op en controleer de schade. Een gat van een centimeter aan de voorkant en een half afgescheurde sluitband. Balen. Kan zo gauw niet de oorzaak van het loskomen ontdekken, hang de tas weer op en rijdt verder. Al snel ben ik weer in mijn ritme.
Rond zessen bereik ik Castera, een naar mijn zin veel te drukke camping en ik doe hier alleen wat inkopen om dan mijn weg naar Bonas te vervolgen waar een eenvoudige camping is. Daar aangekomen weet niemand van een camping. De route naar Castera is niet ver, maar ik wil liever nog even door, dan maar een Chambre d'hote. Er staat een bordje rechtdoor, maar wanneer ik uitkom de een D-weg heb ik nog niets gezien, terwijl er nu een bordje terugwijst. En alles terug is klimmen. Links lonkt de D weg naar Biran. Het is nu 7 uur, daar vind ik misschien nog een bed. De eerstvolgende camping is in L'Isle de Noé, bijna 25km. Ik ga maar op pad, zie wel waar ik uitkom. En als vanzelf slaan mijn benen aan het trappen, ruim 25 per uur, amper wind nog zo laat op de dag en ideale temperatuur. In St. Jean Poutge zie ik dat een Chambre EU 75 kost, nu fiets ik zeker door: "Lustslot... onder de bomen kan men sfeervol kamperen" luidt de wervende tekst in het boekje. Om half negen arriveer ik op een geheel verlaten camping. Wat vrouwen uit het dorp zitten naast het sanitair de dorpsroddels uit te wisselen. De elektrapaaltjes verraden de kampeerplekken, anders zou je niet denken dat dit een camping is. Hoewel oud, is alles netjes en goed werkend. Ik heb de beste douche tot nu toe op deze reis.
Later arriveert David, die vraagt of ie hier mag slapen. Hij rijdt op een MTB, heeft een rugzakje om en een weekendtas tussen z'n benen. Draagt slippers en heeft een ontbloot bovenlijf, het is inmiddels donker. Hij slaapt naast mijn tent, vindt het wel een beetje spannend zo. Hij fietst in 2 dagen van west naar oost. Want daar staan z'n ouders. Hij surfte en feestte een paar weken nabij Biarritz.
Ik kom helemaal tot rust hier, ondanks de aanwezigheid van David, heb ik toch het gevoel eindelijk even 'los' te zijn: een plekje voor mezelf. En zondagochtend heb ik nog een uurtje de tuin van het kasteel voor mezelf wanneer David om acht uur is vertrokken.
Dit verhaal schreef ik in Lourdes op 21-07-08 om 11:35u
In Moissac ook nog even het zwembad geprobeerd, de baantjes waren rondjes, ongeveer 10 meter. Vroeg naar bed en zaterdag bij het wakker worden een beetje zin om te fietsen. De laatste week staat het me meer en meer tegen. Het weer is erg veranderlijk, ik heb moeie benen, en al meer dan een week diarree. En toch fiets ik door. En zaterdag is dat zeker in het begin belonend. Tot ik na de lunch een inzinking krijg, het wil niet, de wegen zijn stil en saai, er zijn veel auto's op de weg die mij op hoge snelheid passeren - merendeel NL - en het is heet, heter dan ik nu verdraag. In een klim wordt ik dan ook nog eens aangevallen door een hond, ik fiets 'm niet los, maar schreeuw zo hard ik kan. Wanneer hij teruggeroepen is door z'n baasjes, die ipv verontschuldiging mij verontwaardigd naroepen dat ik niet zo'n drukte moet maken, controleer ik of m'n bagage niet is aangebeten, zelf heb ik alleen schrik.
Vlak voor het centrum van Lectoure stop ik in de schaduw in een zijstraatje, om bij te komen en plan te maken. 4 km van hier is een camping, dan is de etappe vandaag 56km. Er komt een stel de heuvel opgereden en stopt hijgend voor me. We kletsen wat, zij doen de 100 cols tocht, die staat hoog op mijn lijstje van dingen om te doen. Het is gezellig en ik monter zienderogen op. Vlak na hen rijd ik ook door, ik heb weer wat nieuwe courage gevonden. Het is voor vier uur, nog ruim tijd om de 30km naar Castera te doen. In de snelle brede afdaling merk ik bij het rechtsafslaan te laat de hobbel in de weg op - een van de zovele matig uitgevoerde reparaties aan het franse wegdek (de toestand van de binnenwegen in frankrijk is erbarmelijk) - probeer er zonder te remmen en al sturende heel overheen te komen. "Beng, grrrr, schschsch" Ik vermoed een waterfles die achtermij over het asfalt schuift. Kijk om: het is de tas, verdomme de tas is los gekomen! Onmogelijk lijkt me; maar het is toch gebeurd... Ik rem keihard, kom net voor de voorangsweg tot stilstand en zie dat de tas ook netjes voor de streep stopt, links rechts links kijkt en dan z'n weg naar rechts vervolgt. Ik pak 'm op en controleer de schade. Een gat van een centimeter aan de voorkant en een half afgescheurde sluitband. Balen. Kan zo gauw niet de oorzaak van het loskomen ontdekken, hang de tas weer op en rijdt verder. Al snel ben ik weer in mijn ritme.
Rond zessen bereik ik Castera, een naar mijn zin veel te drukke camping en ik doe hier alleen wat inkopen om dan mijn weg naar Bonas te vervolgen waar een eenvoudige camping is. Daar aangekomen weet niemand van een camping. De route naar Castera is niet ver, maar ik wil liever nog even door, dan maar een Chambre d'hote. Er staat een bordje rechtdoor, maar wanneer ik uitkom de een D-weg heb ik nog niets gezien, terwijl er nu een bordje terugwijst. En alles terug is klimmen. Links lonkt de D weg naar Biran. Het is nu 7 uur, daar vind ik misschien nog een bed. De eerstvolgende camping is in L'Isle de Noé, bijna 25km. Ik ga maar op pad, zie wel waar ik uitkom. En als vanzelf slaan mijn benen aan het trappen, ruim 25 per uur, amper wind nog zo laat op de dag en ideale temperatuur. In St. Jean Poutge zie ik dat een Chambre EU 75 kost, nu fiets ik zeker door: "Lustslot... onder de bomen kan men sfeervol kamperen" luidt de wervende tekst in het boekje. Om half negen arriveer ik op een geheel verlaten camping. Wat vrouwen uit het dorp zitten naast het sanitair de dorpsroddels uit te wisselen. De elektrapaaltjes verraden de kampeerplekken, anders zou je niet denken dat dit een camping is. Hoewel oud, is alles netjes en goed werkend. Ik heb de beste douche tot nu toe op deze reis.
Later arriveert David, die vraagt of ie hier mag slapen. Hij rijdt op een MTB, heeft een rugzakje om en een weekendtas tussen z'n benen. Draagt slippers en heeft een ontbloot bovenlijf, het is inmiddels donker. Hij slaapt naast mijn tent, vindt het wel een beetje spannend zo. Hij fietst in 2 dagen van west naar oost. Want daar staan z'n ouders. Hij surfte en feestte een paar weken nabij Biarritz.
Ik kom helemaal tot rust hier, ondanks de aanwezigheid van David, heb ik toch het gevoel eindelijk even 'los' te zijn: een plekje voor mezelf. En zondagochtend heb ik nog een uurtje de tuin van het kasteel voor mezelf wanneer David om acht uur is vertrokken.
Dit verhaal schreef ik in Lourdes op 21-07-08 om 11:35u
Abonneren op:
Posts (Atom)